53
Doeleinden van gebruik
Dit gereedschap is bedoeld voor nauwkeurig recht
zagen en verstekzagen in hout (alleen wanneer gebruikt
als een verstekzaag op de onderste tafel).
Stroomvoorziening
Het gereedschap mag alleen worden aangesloten op
een stroombron van hetzelfde voltage als aangegeven op
de naamplaat, en kan alleen op enkel-fase wisselstroom
worden gebruikt. Het gereedschap is dubbel-geïsoleerd
volgens de Europese standaard en kan derhalve ook op
een niet-geaard stopcontact worden gebruikt.
Veiligheidswenken
Voor uw veiligheid dient u de bijgevoegde Veiligheids-
voorschriften nauwkeurig op te volgen.
AANVULLENDE
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR HET
GEREEDSCHAP
Voor zowel de verstekzaagmodus als de tafelzaag
(afkortzaag) modus:
1. Draag oog- en oorbescherming. Andere
geschikte, persoonlijke veiligheidsuitrusting
dient ook te worden gedragen.
2. Draag NOOIT handschoenen tijdens het gebruik,
behalve bij het vervangen van het zaagblad of
het hanteren van ruw materiaal vóór het gebruik.
3. Zorg dat de vloer in de omgeving van de zaag
effen is en vrij van obstakels zoals spanen en
stukjes afgezaagd hout.
4. Gebruik de zaag niet zonder dat de bescherm-
kappen en het spouwmes zijn aangebracht. Con-
troleer vóór elk gebruik of de beschermkappen
goed sluiten. Gebruik de zaag niet indien de
beschermkappen niet goed bewegen en niet snel
over het zaagblad sluiten. Klem of bind de
beschermkappen nooit in de geopende stand
vast. Elke onregelmatige werking van de
beschermkappen dient onmiddellijk te worden
verbeterd.
5. Bij het vervangen van het zaagblad, dient u de
as, de flenzen (vooral hun montagevlak) en de
zeskante bout te reinigen. Pas daarbij goed op
dat u deze onderdelen niet beschadigt, aange-
zien dit kan leiden tot zaagbladbreuk. Slechte
montage kan trilling/slingering of slippen van
het zaagblad veroorzaken. Gebruik alleen flen-
zen die voor dit gereedschap zijn bestemd.
6. Controleer vóór het gebruik het zaagblad zorg-
vuldig op barsten of beschadiging. Gebruik
nooit beschadigde of vervormde zaagbladen.
7. Gebruik uitsluitend zaagbladen die door de fabri-
kant worden aanbevolen en voldoen aan EN847-
1. Het spouwmes mag niet dikker zijn dan de
breedte van de zaagbladsnede en niet dunner
dan het lichaam van het zaagblad.
8. Gebruik uitsluitend de accessoires die in deze
gebruiksaanwijzing worden aanbevolen. Het
gebruik van ongeschikte accessoires, zoals
doorslijpschijven, kan verwondingen tot gevolg
hebben.
9. Selecteer het juiste zaagblad in overeenstem-
ming met het te zagen materiaal.
10. Gebruik geen zaagbladen die gemaakt zijn van
sneldraaistaal.
11. Houd het zaagblad scherp en schoon om het
zaaglawaai te beperken.
12. Gebruik goed gescherpte zaagbladen. Neem de
maximale draaisnelheid, aangegeven op het
zaagblad, in acht.
13. Zaag niet op metaal zoals spijkers en schroeven.
Inspecteer het werkstuk vóór het gebruik en ver-
wijder alle spijkers, schroeven en andere obsta-
kels.
14. Sla alle losse knopen uit het werkstuk VOORDAT
u begint te zagen.
15. Gebruik het gereedschap niet in de nabijheid
van ontvlambare vloeistoffen of gassen.
16. Verwijder voor uw eigen veiligheid zaagafval,
stukjes hout e.d. uit de werkomgeving en van de
werktafel voordat u het gereedschap op een
stopcontact aansluit en begint te zagen.
17. De gebruiker dient goed vertrouwd te zijn met
het gebruik, de afstelling en de werking van het
gereedschap.
18. Houd uw handen uit de buurt van het zaagblad.
Zorg dat u of andere omstanders niet vlak in het
zaagbladpad staan. Raak het freewheelende
zaagblad niet aan, aangezien dit nog ernstige
verwonding kan veroorzaken, en reik uw lichaam
nooit dicht bij het zaagblad.
19. Laat uw aandacht nooit verslappen, vooral niet
wanneer het werk saai is en uit herhalingen
bestaat. Laat u niet door een vals gevoel van vei-
ligheid misleiden, aangezien zaagbladen altijd
uiterst gevaarlijk zijn.
20. Zet de asblokkering in de vrije stand alvorens de
trekschakelaar in te drukken.
21. Laat het gereedschap een tijdje draaien alvorens
het op het werkstuk te gebruiken. Controleer op
trilling of slingering die op onjuiste installatie of
een slecht gebalanceerd zaagblad kunnen wij-
zen.
22. Wacht totdat het zaagblad met volle snelheid
draait, alvorens het werkstuk te zagen.
23. Het gereedschap mag niet worden gebruikt voor
het zagen van gleuven, sponningen of groeven.
24. Probeer niet om afgezaagde stukken of andere
delen van het werkstuk uit de zaagomgeving te
verwijderen terwijl het gereedschap nog draait
en de zaagkop nog niet naar zijn rustpositie is
gebracht.
25. Stop onmiddellijk met zagen wanneer u iets
abnormaals waarneemt.
26. Schakel het gereedschap uit en wacht totdat het
zaagblad tot stilstand is gekomen alvorens het
werkstuk te verwijderen of instellingen te wijzi-
gen.
27. Haal de stekker uit het stopcontact wanneer u
het zaagblad wilt vervangen, onderhoud wilt uit-
voeren, of het gereedschap niet gebruikt.