23
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
V oor de motor en de batterij (indien aanwezig) wor dt verwezen
naar de relatieve handleidingen.
OPMERKING – De machine kan geleverd wor den met enkele
reeds gemonteer de elementen.
Breng de handgr eep (1) in de werkstand en blokkeer hem met
de knopjes (2).
De hoogte van de handgreep (1) is verstelbaar in drie verschillende
standen, die verkregen wor den door de knopjes (2) los te draaien en
de pinnen (3) in een van de drie paar openingen in de steunen te voe-
ren.
Draai de knopjes (2) na de afstelling volledig vast.
T rek de geleidespiraal (4-indien aanwezig) iets naar buiten en draai
hem omlaag om het starttouw (5) aan te brengen; zet hem dan weer
in zijn oorspronkelijke stand..
Monteer het opbergvak (7-indien aanwezig) door de haken volledig in
hun zittingen te duwen tot ze vast klikken.
Door de twee zijknoppen (8) los te draaien is het mogelijk de hand-
greep in de gewenste er gonomische positie te richten; na de afstel-
ling, de knoppen (8) goed vastdraaien.
Met het omgekeerd plastic gedeelte (11) het frame (12) vast-
hechten aan het plastic gedeelte middels de schroeven (13).
Het frame (12) in de zak (14) invoeren en alle plastic pr ofielen (15), aan-
haken met behulp van een schroevendraaier , zoals op de figuur wordt
aangeduid.
De omtrekboor d (16) van het zeildoek tot op het einde toe invoeren in
de gleuf van het plastic gedeelte (11) vertrekkend 5-7 mm van de uit-
einden.
Bij de modellen die van een elektrisch startmechanisme zijn
voorzien, dient u de kabel van de accu op de klem van de algemene
bedrading van de grasmaaimachine aan te sluiten.
Het gashendel (indien aanwezig) wordt door middel van de
hendel (1) bediend. De standen van de hendel blijken uit het betref-
fende plaatje. Sommige modellen beschikken over een motor met een
vast toerental, waarbij u geen gaspedaal nodig heebt.
De rem van het mes wor dt door de hendel (1) bediend die
tegen de handgreep aan getr okken moet worden om de machine te
starten en tijdens de werking aangetrokken moet blijven. Als u de hen-
del los laat slaat de motor af.
Bij de modellen met tractie kunt u de grasmaaimachine
inschakelen door de hendel (1) tegen de handgreep aan te duwen. De
grasmaaimachine gaat niet meer vooruit als u de hendel los laat.
De snelheidsregelaar (indien aanwezig) wor dt bediend door
de hendel (1) in een van de vier standen te brengen aangegeven met:
1 - 2 - 3 - 4
De overgang van een snelheid op een ander e gebeurt wanneer de
motor draait en de koppeling ingeschakeld.
BELANGRIJK - Raak de snelheidsregelaar niet aan wanneer de motor
uitgeschakeld is. Dit kan de regelaar zelf beschadigen.
OPMERKING - Indien de machine niet vooruitgaat met de bediening
in de stand «1», volstaat het de hendel in de stand «4» en vlak daarna
weer in de stand «1» te brengen.
U kunt de maaihoogte afstellen door de hendel (1) los te kop-
pelen en het chassis omhoog of omlaag te verschuiven en op de
gewenste stand te zetten.
Dit kunt u zien door de speciaal daarvoor bestemde opening. U MAG
DIT ENKEL DOEN ALS HET MES STIL ST AA T .
De deflector optillen en de harde zak (1) corr ect vasthaken,
zoals blijkt uit de afbeelding.
3.1
3. MAAIEN V AN HET GRAS
2.5
2.4
2.3
2.2
2.1
2.
BESCHRIJVING V AN DE BEDIENINGSKNOPPEN
1.3
1.2
1.1
1. EERST ALLE ONDERDELEN MONTEREN
NL
Om de machine aan te zetten dient u de aanwijzingen die in
het motorboekje vermeld staan zorgvuldig na te leven. Daarna de hen-
del (1) van de rem van het mes tegen de handgr eep aantrekken en een
krachtige ruk aan de aantrekkabel (2) geven.
Bij de modellen die van een elektrisch startmechanisme zijn voorzien
dient u het contactsleuteltje (3) om te draaien.
Het gazon zal er mooier uitzien als u het gras steeds op
dezelfde hoogte maait en in afwisselende richting.
Na gebruik van de machine dient u de hendel (1) van de rem
los te laten en het kapje van de bougie (2) te verwijderen. Bij de model-
len die van een contact zijn voorzien dient u het contactsleuteltje (3)
eruit te nemen.
WACHTEN TOTDA T HET SNIJSYSTEEM STIL ST AA T vóórdat u welke
ingreep dan ook verricht.
BELANGRIJK – Een regelmatig en zorgvuldig onderhoud is van
wezenlijk belang om de veiligheid en oorspronkelijke pr estaties
van de machine in stand te houden.
De grasmaaier op een droge plaats bewar en.
1) Draag sterke werkhandschoenen vóór elke reiniging, onderhouds-
beurt of afstelling van de machine.
2) W as de machine zor gvuldig na elk gebruik; verwijder gras en mod-
der die zich opgehoopt hebben aan de binnenkant van het chassis,
om te voorkomen dat deze ter plaatse drogen en de machine de
daaropvolgende keer moeilijk gestart wor dt.
3) Indien het nodig is toegang te hebben tot de onderkant van de
machine, wordt de machine uitsluitend over geheld langs de zijde
aangeduid op de handleiding van de motor , volgens de aangege-
ven instructies.
4) Giet geen benzine op de plastic onderdelen van de motor of de
machine, om schade te voorkomen en verwijder onmiddellijk elk
spoor van benzine dat eventueel gemorst werd. De garantie dekt
geen schade aan de plastic onderdelen, ver oorzaakt door benzine.
Elke handeling aan het mes dient uitgevoerd te wor den in een
gespecialiseerd servicecentrum.
Opmerking voor het gespecialiseerd centrum: Hermonteer het
maaidek (2) volgens de volgorde aangegeven in de figuur en draai de
middenste schroef (1) met een dynamometrische sleutel met een
waarde aangepast aan het type van maaidek vast
V oor de modellen met aandrijving:
• de juiste spanning van de riem wordt geregeld met behulp van de
moer (1), tot de aangewezen waarde verkr egen wordt (6 mm).
• de regelaar (2) moet op dusdanige manier bediend worden dat de
draad (3) net iets los zit, met de hendel (4) in ruststand.
Indien het snelheidsverschil tussen de standen «2» en «4»
miniem of onbestaand is, moet de bedieningskabel geregeld wor den.
OPMERKING - De regeling gebeurt wanneer de motor uitgeschakeld
is.
Draai de regelaar (2) gradueel tegen de wijzers van de klok (om te
verlengen) tot de bedieningshendel (1) de stand «4» nadert; draai nu
de regelaar ongeveer een halve toer in wijzerzin voor een optimale
regeling van de vooruitgangssnelheid en de gelijktijdige en corr ecte
inschakeling van de snelheid met de bedieningshendel (1).
Om de accu op te laden dient u de speciale accu-lader (1) te
gebruiken, waarbij u de aanwijzingen die in het boekje van de accu
staan zorgvuldig moet naleven.
Sluit de batterijlader niet rechtstr eeks aan op de klem van de motor .
De motor kan niet gestart gebruik makend van de batterij als voe-
dingsbron, omdat deze laatste beschadigd kan wor den.
Als u de grasmaaier lange tijd niet gebruikt dient u de accu van de
motor los te koppelen en te zorgen dat hij altijd geladen blijft.
Om de grasmaaier aan de binnenzijde schoon te maken dient
u gebruik te maken van de speciale aansluiting (1) voor de waterslang.
Tijdens het reinigen van de grasmaaier dient u altijd achter de hand-
greep te gaan staan.
Bij twijfel of indien iets u niet duidelijk is, wordt contact opgenomen
met het dichtstbijzijnd Servicecentrum of de Dealer .
4.5
4.4
4.3
4.2
4.1
4. NORMALE ONDERHOUDSBEURT
3.4
3.3
3.2