37
6. Voorkom dat u in spijkers freest. Inspecteer het
werkstuk op spijkers en verwijder deze zonodig
voordat u ermee begint te werken.
7. Houd het gereedschap met beide handen stevig
vast.
8. Houd uw handen uit de buurt van draaiende delen.
9. Zorg ervoor dat het bit het werkstuk niet raakt
voordat u het gereedschap hebt ingeschakeld.
10. Laat het gereedschap een tijdje draaien voordat u
het werkstuk gaat frezen. Let goed op trillingen en
schommelen die kunnen duiden op een onjuist
aangebrachte bit.
11. Let goed op de draairichting van het bit en de
doorvoerrichting van het werkstuk.
12. Laat het gereedschap niet ingeschakeld liggen.
Bedien het gereedschap alleen wanneer u het
vasthoudt.
13. Schakel het gereedschap uit en wacht altijd tot het
bit volledig tot stilstand is gekomen voordat u het
gereedschap uit het werkstuk verwijdert.
14. Raak het bit niet onmiddellijk na gebruik aan. Het
kan bijzonder heet zijn en brandwonden op uw
huid veroorzaken.
15. Smeer niet achteloos thinner, benzine, olie en
dergelijke op de voet van het gereedschap. Deze
middelen kunnen scheuren in de voet van het
gereedschap veroorzaken.
16. Let er goed op dat u bits met de juiste asdiameter
gebruikt en die geschikt zijn voor het toerental van
het gereedschap.
17. Sommige materialen bevatten chemische stoffen
die giftig kunnen zijn. Neem
voorzorgsmaatregelen tegen het inademen van
stof en contact met de huid. Volg de
veiligheidsinstructies van de leverancier van het
materiaal op.
18. Gebruik altijd het juiste stofmasker/
ademhalingsapparaat voor het materiaal en de
toepassing waarmee u werkt.
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
WAARSCHUWING:
VERKEERD GEBRUIK of het niet navolgen van de
voorschriften uit deze handleiding kan leiden tot
ernstig persoonlijk letsel.
BESCHRIJVING VAN DE
FUNCTIES
LET OP:
• Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld
en de stekker uit het stopcontact is getrokken alvorens
de functies van het gereedschap te controleren of af te
stellen.
Instellen van de freesdiepte (zie afb. 1)
Leg het gereedschap op een vlakke ondergrond. Draai de
vergrendelknop los en beweeg het gereedschap omlaag
totdat het bit net de ondergrond raakt. Zet de
vergrendelknop vast om het gereedschap te
vergrendelen.
Draai de instelmoer van de aanslagstang linksom. Breng
de aanslagstang omlaag tot deze de stelbout raakt. Lijn
de diepteaanwijzer uit met de 0 op de schaalverdeling. De
freesdiepte wordt door de diepteaanwijzer aangegeven
op de schaalverdeling.
Houd de sneltoevoerknop ingedrukt en breng de
aanslagstang omhoog tot de gewenste freesdiepte is
verkregen. Een uiterst nauwkeurige instelling is mogelijk
door het instelwiel (1 mm per slag) te draaien.
Draaide instelmoer van de aanslagstang rechtsom om de
aanslagstang stevig vast te zetten.
Nu kan uw vooraf bepaalde freesdiepte worden verkregen
door de vergrendelknop los te zetten en daarna het
gereedschap omlaag te brengen totdat de aanslagstang
de zeskantstelbout van het aanslagblok raakt.
Nylonmoer (zie afb.2)
De bovenste begrenzing van het gereedschap kan
worden afgesteld met behulp van de nylonmoer.
LET OP:
• Stel de nylonmoer niet te laag af. Het bit zal daardoor
gevaarlijk uitsteken.
Aanslagblok (zie afb. 3)
Het aanslagblok heeft drie verstelbare zeskantbouten die
per slag 0,8 mm hoger of lager worden. U kunt met behulp
van deze verstelbare zeskantbouten eenvoudig drie
verschillende freesdiepten instellen zonder de
aanslagstang te hoeven verstellen.
Stel de laagste zeskantbout in op de grootste freesdiepte
volgens de procedure beschreven onder De freesdiepte
instellen.
Stel de twee resterende zeskantbouten in op minder grote
freesdiepten. De verschillen in de hoogte van deze
zeskantbouten zijn gelijk aan de verschillen in
freesdiepte-instelling.
Draai de zeskantbouten met een schroevendraaier of
steeksleutel om deze te verstellen. Het aanslagblok is
tevens handig voor het uitvoeren van drie werkgangen
met een steeds grotere freesdiepte-instelling voor het
frezen van diepe groeven.
LET OP:
• Aangezien door buitensporig frezen de motor
overbelast kan worden of het gereedschap moeilijk te
besturen kan zijn, mag bij het frezen van groeven de
freesdiepte niet meer dan 15 mm per werkgang
bedragen bij het frezen met een bit van 8 mm diameter.
• Bij het frezen van groeven met een bit van 20 mm
diameter mag de freesdiepte niet meer bedragen dan
5 mm per werkgang.
• Om dieper te frezen, freest u in twee of drie
werkgangen met een steeds lager ingesteld bit.
In- en uitschakelen (zie afb. 4)
LET OP:
• Controleer altijd, voordat u de stekker in het
stopcontact steekt, of de aan/uit-schakelaar op de
juiste manier schakelt en weer terugkeert naar de uit-
stand nadat deze is losgelaten.
• Zorg ervoor dat de asvergrendeling is ontgrendeld
voordat u het gereedschap inschakelt.
Om te voorkomen dat de aan/uit-schakelaar per ongeluk
wordt bediend, is een vergrendelknop aangebracht.
Om het gereedschap te starten, drukt u de
vergrendelknop in en knijpt u de aan/uit-schakelaar in.