5
Informatie van het voorbeeld
Vanaf maart 1963 waren voor de “Rheingold”, dankzij de
gewijzigde aandrijving en aangepaste Henschel-draaistellen,
de snelle 160 km/h locomotieven E 10 1265- 1270 in de elegante
tweekleurige kobalt blauw/beige “Rheingold”-kleurstelling
beschikbaar. De dan voor het eerst toegepaste stroomlijnbe-
huizing met de karakteristieke “vouw” in het front werd vanaf
1963 toegepast op alle series van de E 10. Want zes Rheingold-
E10.12 volgenden in 1963/64 en met de E 10 1308-1312 vijf andere
machines, eveneens in kobalt/beige. Na het veranderen van
“Rheingold” en “Rheinpfeil” in de TEE-treinen wijzigde de DB,
net als de rijtuiggarnituren, de E 10.12 in de purperrode/beige
TEE-kleuren. Eén van de laatste series van de 160 km/h snelle
machines werd in 1968 al met de nieuwe seriecodering als
112 485-504 uitgeleverd, echter met aangepaste seriedraaistel-
len maar weer in purperrood/beige.
Aan het begin van de zomerdienst 1968 werden alle locs van
Frankfurt/Main uit in de hoogwaardige reizigersdienst ingezet,
in het bijzonder voor de TEE- en F-treinen. Pas na de nieuwe
levering van serielocs van de serie 103 aan het Bw Frankfurt/
Main vanaf 1970 nam het aantal 112’s tot 1972 geleidelijk af. De
voormalige sterren verhuisden nu naar Bw Dortmund van waar-
uit tenminste een aantal ook nog de hoogwaardige sneltreinen
mochten trekken.
In de loop van hun dienstjaren wijzigden de machines telkens
weer hun kleuren en niet zelden ook de serienummers. Zo
werden uit de 112 485-504 in 1988 de 114 485-504 en sinds 1991
droegen ze na verbouwing de nummering 110 485-504. De rest
van de 112’s werden in 1992 omgenummerd naar serie 113.
Informations concernant la locomotive réelle
A partir de mars 1963, le “Rheingold“ pouvait disposer des
locomotives E 10 1265-1270 qui, grâce à un changement de
transmission et à des bogies Henschel adaptés, étaient capables
d’atteindre une vitesse de 160 km/h. Elles circulaient naturelle-
ment dans l’élégante robe bicolore „Rheingold“ bleu cobalt et
beige. A partir de 1963, toutes les séries E 10 furent également
équipées de la caisse au carénage optimisé avec son « pli » ca-
ractéristique, caisse utilisée pour la première fois. Les six E 10.12
du Rheingold furent suivies en 1963/64 par cinq autres machines,
E 10 1308 à 1312, également en livrée bleu cobalt/beige. Après la
transformation du « Rheingold » et du « Rheinpfeil » en train TEE,
les E 10.12 ainsi que leurs rames respectives furent dotées par
la DB de la livrée TEE pourpre/beige. Une dernière série de ces
machines atteignant les 160 km/h fut livrée en 1968, déjà sous
les nouveaux numéros 112 485 à 504, avec des bogies de série
adaptés, mais à nouveau en livrée pourpre/beige.
Avec l‘entrée en vigueur de l’horaire d’été 1968, toutes les locos
furent affectées au service voyageurs haut de gamme à partir
de Francfort/Main, surtout en tête de trains TEE et trains F (trains
directs et trains rapides de grandes lignes internationaux). Ce
n’est qu’à la livraison de locomotives de série (série 103) au
dépôt de Francfort/Main à partir de 1970 que les 112 durent
progressivement abandonner le service de prestige jusqu‘en
1972. Les anciennes vedettes furent alors transférées au dépôt
de Dortmund, où certaines d’entre elles eurent encore le droit de
remorquer des trains rapides de grande classe.
Durant leurs années de service, les machines changèrent
constamment de livrée et fréquemment aussi de numéro de
série. Ainsi, les 112 485 à 504 devinrent en 1988 les 114 485 à 504
et depuis 1991, elles portaient après remise en état les numéros
110 485 à 504. Les 112 restantes devinrent en 1992 la série 113.
