8
Voorwaarden van uw werkomgeving
Het niet naleven van deze aanwijzingen kan storingen of beschadiging van het toestel tot
gevolg hebben. Voor deze gevallen geldt geen waarborg.
Laat uw navigatiesysteem en alle aangesloten apparatuur nooit in contact komen
met vocht. Verder vermijdt u ook stof, hitte en directe zonnestralen. Negeert u deze
raadgevingen, dan kan dat leiden tot storingen en beschadigingen van uw
apparaat.
Bescherm uw toestel in ieder geval tegen vocht bijv. door regen en hagel. Opgelet!
Vochtigheid kan door condensatie ook binnenin een beschermhoes ontstaan.
Vermijd sterke vibraties en schokken, zoals die b.v. bij veldrijden kunnen optreden.
Zorg ervoor, dat het toestel niet uit zijn houder los kan komen, b.v. bij het remmen.
Monteer het toestel zo loodrecht mogelijk.
Reparaties
Heeft u technische problemen met uw apparaat, dan kunt u hiermee steeds bij ons
service center terecht.
Is een reparatie noodzakelijk, dan wendt u zich uitsluitend aan onze gemachtigde
Servicepartner. Het adres vindt u op uw garantiekaart.
Omgevingstemperatuur
Uw apparaat kan bij een omgevingstemperatuur van 5° C tot 35° C en bij een
relatieve luchtvochtigheid van 10% - 90% (niet-condenserend) werken.
Staat uw apparaat uit dan kunt u hem bij 0° C tot +60° C wegzetten.
Het toestel dient veilig vervoerd te worden. Vermijd hoge temperaturen (bijv. bij
het parkeren of door rechtstreeks zonlicht).