5 Het Gebruik
21 NL
Nederlands
5.1 Aanbrengen van de bovenarmmanchet
• Steek het losse uiteinde van de luchtslang van het
bovenarm-manchet in de daarvoor bestemde aan-
sluiting
van het toestel.
• Schuif de manchet over uw ontblote linker bovenarm.
• Plaats de luchtslang op het midden van de arm in het
verlengde van de middelvinger (afb.1 a). De onder-
kant van de manchet dient daarbij 1 - 2 cm boven de
binnenkant van de elleboog te liggen (afb.1 b). Trek
de manchet strak en sluit de klittenbandverbinding.
(afb.1 c).
• Alleen als de manchet niet op de linker arm kan
worden aangelegd, legt u deze op de rechter arm
aan. Metingen dienen altijd verricht te worden aan
de- zelfde arm.
5.2 De correcte meetpositie
• Voer de meting het best
uit terwijl u zit.
• Ontspan uw arm en steun
deze losjes bijv. op een
tafel. Blijf rustig tijdens
de meting: beweeg en
spreek niet, omdat hier-
door de meetresultaten worden beïnvloed.
De juiste houding bij zittend meten (afb.2).
• In speciale gevallen kan de meting ook worden ver-
richt terwijl u ligt.
De juiste houding bij liggend meten (afb.3).
De manchet moet zich altijd op harthoogte bevinden.
afb.1
1-2 cm
a
b
c
afb.3afb.2