53
NL
4 Toepassing
4.1
Het bevestigen
van het
drukmanchet
4.2
De juiste
meetpositie
4.3
Het meten van
de bloeddruk
a. Plaats het drukmanchet rond uw linker pols.
Let op dat
• het display naar de binnenkant van uw pols
wijst.
• aan de pols geen sieraden, klokken of derge-
lijke zijn bevestigd. Het instrument moet direct
op de huid zijn geplaatst, omdat het niet door
kleding heen kan meten.
b. Sluit het drukmanchet zodanig dat dit nauw,
zit maar niet afsnoert. Het manchet mag niet
worden verdraaid.
• Neemt u tijdens de meting ergens plaats.
• Ontspan uw arm en steun deze losjes bijv. op een tafel.
• Til de pols totdat zich het drukmanchet op de hoogte van het hart bevindt.
• Blijf rustig tijdens de meting: beweeg en spreek niet, omdat hierdoor de
meetresultaten worden beïnvloed.
a. Druk op de START-toets
.
• In het displayveld verschijnen ca. 1 seconde lang alle symbolen en hierna
het gebruikernummer.
• Vervolgens wordt de manchet
opgepompt.
• Als u gedurende het oppompen op de START-toets
drukt, wordt de
opblaasprocedure onderbroken. De manchet wordt ontlucht en op het
display verschijnt het nummer van de gebruiker.
b. Als het oppompen voltooid is, wordt de meting door het uitlaten van lucht
uit de manchet automatisch geactiveerd.
c. De manchet wordt aan het begin met een constante snelheid ontlucht.
Wanneer de pols de eerste keer kan worden vastgesteld, wordt de ont-
luchting met de hartslag synchroniseerd totdat de meting is voltooid. Hierbij
gaat het hart-symbool flikkeren. De meting is voltooid zodra de manchet
ineens wordt ontlucht en de indicatoren SYS, DIA en PUL waarden
aangegeven.
Het resultaat van iedere meting wordt automatisch in het geheugenbereik van
de vooraf ingestelde gebruiker opgeslagen. Het geheugennummer corres-
poneert aan het aantal doorgevoerde metingen, bijv. wordt de 3 de meting op
geheugenplaat nr. 3 opgeslagen. Wanneer de geheugencapaciteit van 30
geheugenplaatsen wordt overschreden, wordt de oudste meting gewist.
Druk – bij een uitgeschakeld instrument – op de MEMORY-toets
, om de reeds
opgeslagen meetresultaten op te roepen. In het display verschijnt het nummer
van de actueel ingestelde gebruiker en het aantal van de opgeslagen metingen.
Druk nogmaals op de MEMORY-toets
. Nu verschijnt de gemiddelde waarde
van alle voor deze gebruiker opgeslagen metingen, te herkennen aan de flik-
kernde „A“ (Average) op de linker beneden rand van het display. Druk op de
MEMORY-toets
voor het verschijnen van de aparte opgeslagen meet-
waarden, gerekend vanaf het laatste meetresultaat. In de bovenste regel van
het display verschijnt de datum en de tijd van de weergegeven meting.
4.4
Weergave van
opgeslagen
waarden en van
de gemiddelde
waarde