66
4 Het Gebruik
NL
4.4
Het uitschakelen
van het
instrument
4.3
Het meten van
de bloeddruk
De juiste houding bij liggend meten
• In speciale gevallen kan de meting
ook worden verricht terwijl u ligt.
• Ontspant u zich op uw rug liggend
minstens 5 minuten en leg uw arm
losjes neer.
• Let erop, dat de manchet zich ter hoogte van het hart bevindt. Van elkaar
afwijkende hoogten hebben invloed op de nauwkeurigheid van de meting.
• Blijf rustig tijdens de meting: Beweeg niet en spreek niet, omdat anders de
meetresultaten kunnen veranderen.
1. Schakel het apparaat in, door op de START-toets
te drukken.
2. Als er op de START-toets
wordt gedrukt, is er een lange pieptoon te
horen en alle tekens verschijnen in het display. Door deze test wordt de
volledigheid van de meldingen getest. Daarna wordt in het display het op
dat moment ingestelde geheugen (U1 of U2) aangegeven. Om op het
andere geheugen over te schakelen, drukt u op de MEM-toets
. Door te
drukken op de START-toets
bevestigt u uw keuze.
3. Het display toont de waarden van de laatste meting. Als de taalfunctie is
ingeschakeld, worden de meldingen in de ingestelde taal gedaan. Als er
nog geen meting is verricht, verschijnen er naast tijd en datum alleen maar
nullen.
4. Het apparaat is klaar voor de meting, er verschijnt het cijfer 0, als de
taalfunctie is ingesteld wordt het begin van de meting aangekondigd.
Automatisch pompt het de manchet langzaam op, om uw bloeddruk te
meten. Tijdens het oppompen verandert de drukaanduiding voortdurend.
5. Het apparaat pompt de manchet net zo lang op tot er een druk is bereikt
die voldoende is voor de meting. Daarna laat het apparaat langzaam de
lucht uit de manchet ontsnappen en voert het de meting uit.
6. Als de meting beëindigd is, wordt de manchet ontlucht. De systolische en
de diastolische bloeddruk evenals de polsslagwaarde met het polssym-
bool verschijnen in het display
. Overeenkomstig de bloeddrukclas-
sificatie volgens de WHO (zie p. 63) knippert de bloeddrukindicator
naast de bijbehorende gekleurde balk. Als de taalfunctie ingesteld is
worden de meetresultaten in de ingestelde taal aangekondigd. Als het
apparaat een onregelmatige pols vaststelt, knippert bovendien de aritmie-
aanduiding .
7. De gemeten waarden worden automatisch opgeslagen. In twee geheugens
(U1 en U2) kunnen in totaal maximaal 120 meetwaarden met tijd en
datum worden opgeslagen.
Het apparaat beschikt over een automatische uitschakeling. Als er niet meer op
een toets wordt gedrukt, schakelt het apparaat na een minuut automatisch uit.
Het apparaat kan ook met de START-toets
worden uitgeschakeld.
De tijd en de datum worden voortdurend in het display aangeduid.