matisch optimaal aangepast aan de opnamesitua-
tie (zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
Instellingen en aanwijzingen
De flitser moet in de functie ’TTL’ worden gezet
(zie 4.1). Op de camera moet de flitsfunctie ’TTL-
meting met flits vooraf’ ingesteld worden (zie de
gebruiksaanwijzing van de camera).
Een bijzondere aanduiding voor de TTL-meting
met flits vooraf wordt niet op de flitser getoond.
ADI-flitsmeting
(Advanced Distance Integration)
De ADI-flitsmeting is een TTL-meting met flits vooraf
(zie boven) die met een extra richtgetalsturing is uit-
gebreid. Bij deze flitsfunctie worden door de came-
ra extragegevens betreffende de afstand van het
onderwerp aan de belichtingsmeting toegevoegd
(zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
Instellingen en aanduidingen
De flitser moet in de functie ’TTL’ worden gezet
(zie 4.1). Op de camera moet de functie ’ADI-flits-
meting’ ingesteld worden (zie de gebruiksaanwij-
zing van de camera).
Een bijzondere aanduiding voor de ADI-flitsme-
ting wordt niet op de flitser getoond.
4.4 Alleen 28 AF-3 N digital:
i-TTL en i-TTL-BL-flitsfunctie
Deze flitsfuncties zijn alleen samen met de
geschikte Nikon SLR-camera’s beschikbaar
(bijv. Nikon D70; zie de gebruiksaanwijzing
van de camera)!
i-TTL-flitsfunctie
De i-TTL-flitsfunctie is een doorontwikkelde variant
van Nikon op de ’normale’ TTL-flitsfunctie. Bij de
opname worden, voorafgaand aan eigenlijke be-
lichting, meerdere vrijwel onzichtbare meetflitsen
ontstoken. Het gereflecteerde licht van deze meet-
flitsen wordt door de camera ge∂volueerd. Over-
eenkomstig de uitslag daarvan wordt de er na vol-
gende flitsbelichting door de camera automatisch
optimaal aan de opnamesituatie aangepast (zie
de gebruiksaanwijzing van de camera).
Instellingen en aanduidingen
De flitser moet in de functie ’i TTL’ worden gezet.
• Druk zo vaak op de toets ’MODE’ van de flitser,
☞
67
ń