41
7. mecablitz- et fonctions de l’ap-
pareil photo
7.1 Témoin de disponibilité du flash
Lorsque le condensateur du flash est chargé, le
témoin de disponibilité s’allume sur le mecablitz
pour signaler que la prochaine photo peut être
prise avec l’éclairage par le flash. La disponibilité
du flash est aussi transmise à l’appareil photo et est
signalée dans le viseur (voir 7.3.1).
Si l’on prend la photo avant l’apparition du
témoin de disponibilité, le flash n’est pas déclen-
ché, ce qui peut conduire éventuellement à une
sous-exposition si l’appareil a déjà été réglé sur
la vitesse de synchro-flash (voir 7.2).
7.2 Commutation automatique sur la vitesse
de synchro flash
Suivant le type d’appareil et le mode sélectionné,
le recyclage du flash s’accompagne de la commu-
tation automatique sur la vitesse de synchro-flash
(voir le mode d’emploi du reflex).
Il n’est pas possible de régler une vitesse plus
rapide que la vitesse de synchro-flash de l’ap-
pareil photo ou alors elle est commutée automa-
tiquement sur cette vitesse.
Suivant le mode sélectionné sur l’appareil et le
mode de synchronisation choisi pour le flash, il
est possible de sélectionner une vitesse plus lente
que la vitesse de synchro-flash.
Certains appareils disposent d’une plage de
synchronisation, par ex. entre 1/30e s et
1/125e s (voir le mode d’emploi du reflex).
La vitesse de synchronisation choisie par l’ap-
pareil dépend alors du mode sélectionné sur
l’appareil, du niveau de l’éclairage ambiant
et de la distance focale de l’objectif.
☞
7. De mecablitz- en camerafuncties
7.1 Aanduiding van de flitsparaatheid
Zodra de flitser opgeladen is, licht op de meca-
blitz de aanduiding van flitsparaatheid op.
Deze geeft daarmee aan, dat hij gereed is om te
flitsen. Dat betekent, dat voor de volgende opna-
me flitslicht zal worden gebruikt. Het signaal, dat
de flitser opgeladen is wordt ook naar de camera
overgebracht en zorgt er daar voor dat ook in de
zoeker van de camera het betreffende symbool
wordt getoond (zie 7.3.1).
Als u een opname maakt, voordat in de zoeker
van de camera het flitssymbool te zien is, wordt er
geen flits ontstoken en wordt de opname te krap
belicht, als de camera tenminste reeds op zijn
flitssynchronisatietijd is omgeschakeld (zie 7.2).
7.2 Automatische omschakeling naar de
flitssynchronisatietijd
Afhankelijk van het type camera en de erop inge-
stelde functie wordt, zodra de flitser opgeladen is,
naar flitssynchronisatietijd omgeschakeld (zie de
gebruiksaanwijzing van de camera).
Kortere tijden dan de flitssynchronisatietijd van de
camera kunnen niet worden ingesteld, c.q. wor-
den naar de flitssynchronisatietijd van de camera
omgeschakeld.
Langere belichtingstijden dan de flitssynchronisa-
tietijd kunnen, afhankelijk van de camerafunctie
en de gekozen flitssynchronisatietijd worden
gebruikt.
Veel camera’s beschikken over een bereik
van flitssynchronisatie van bijv. 1/30 s. tot
1/125 s. (zie de gebruiksaanwijzing van uw
camera). Welke synchronisatietijd de camera
kiest, hangt dan af van de camerafunctie, de
helderheid van de omgeving en de brand-
puntsafstand van het gebruikte objectief.
☞
