60
ń
Het instellen:
•
Druk zo vaak op de toets ‘Mode’, dat in het display ‘Mode’ wordt aangegeven.
• Stel met de toetsen UP ̆ en DOWN ̄ de flitsfunctie in. De geselecteerde
flitsfunctie wordt daarbij tegen een balkje geplaatst. De instelling treedt onmid-
dellijk in werking.
• Druk op de toets ‘Return’ . Het display schakelt naar de normale weergave
terug. Als u niet op de toets ‘Return’ drukt, schakelt het display na ong. 5
sec. automatisch naar de normale weergave terug.
Bij een correct belichte opname licht de aanduiding van de flitscontrole “o.k.’
ተ
gedurende 3 seconden op (zie 13).
5.3 Automatische -invulflitsregeling
Bij de meeste camera's wordt bij geprogrammeerd, automatisch flitsen P en bij
de onderwerpsprogramma's bij daglicht, de automatische invulflitsregeling
geactiveerd (zie de gebruiksaanwijzing van uw camera).
Met de invulflits kunt u lastige schaduwen wegwerken en bij tegenlicht een uitge-
balanceerde verlichting tussen onderwerp en achtergrond bereiken. Een compu-
tergestuurd meetsysteem in de camera zorgt voor de meest geschikte combinatie
van belichtingstijd, werkdiafragma en flitstijd.
Let er op, dat de bron van het tegenlicht niet rechtstreeks in het objectief
schijnt. Het meetsysteem van de camera zou daardoor in de war kunnen
raken!
Voor de automatische TTL-invulflitsregeling behoeft niets te worden ingesteld en
er vindt in die gevallen ook geen aanduiding van plaats.
☞
TTL
TTL
5.4 Automatisch flitsenfunctie
In de automatisch-flitsenfunctie A meet de fotosensor
ቫ
van de flitser het door
het onderwerp gereflecteerde licht. De fotosensor
ቫ
heeft een meethoek van
ong. 25° en meet alleen tijdens de eigen lichtafgifte. Als de flitser voldoende licht
heeft gegeven, schakelt de belichtingsautomaat van de flitser hem onmiddellijk
uit. De fotosensor
ቫ
moet op het onderwerp gericht zijn.
In het display wordt de maximale reikwijdte van het flitslicht aangegeven. De
kortste flitsafstand bedraagt ong. 10% van de maximale reikwijdte. De flitsopna-
men lukken het beste als het onderwerp zich ongeveer in het midden van de
reikwijdte bevindt, daarmee wordt de belichtingsautomatiek dan voldoende
speelruimte voor een uitgewogen verlichting.
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets ‘Mode’, dat in het display ‘Mode’ aangegeven
staat.
•
Stel met de toetsen UP ̆ en DOWN ̄ u de functie in. De geselecteerd func-
tie verschijnt dan tegen een balkje. De instelling treedt onmiddellijk in werking.
• Druk op de toets ‘Return’ . Het display schakelt naar de normale weergave
terug. Als u niet op de toets ‘Return’ drukt, schakelt het display na ong. 5
sec. naar de normale weergave terug.
Bij een correct belichte opname licht de aanduiding van de flitscontrole “o.k.’
ተ
gedurende 3 seconden op (zie 13).
5.5 Automatisch invulflitsfunctie
Bij de automatisch invulflitsfunctie bij daglicht wordt op de flitser in de automa-
tisch-flitsenfunctie een correctiewaarde van ong. -1 EV … -2 EV voor de
flitsbelichting ingesteld (zie 6.3 en 10.5). Daardoor ontstaat bij de opname een
natuurlijk werkend ophelderingseffect voor de schaduwpartijen.
5.6 Flitsen met manual-instellingen
In de functie van flitsen met manual-instellingen wordt door de flitser de vol-
le energie uitgestraald zonder dat die geregeld wordt. De aanpassing aan de
M
A
A