62
ń
Het maximaal mogelijke deelvermogen stelt zich in de stroboscoopfunctie auto-
matisch in. Het is afhankelijk van de ingestelde ISO- en diafragmawaarden. Om
de kortst mogelijke flitsduur te bereiken kunt u het deelvermogen op de minimale
waarde van 1/256 instellen.
In het display wordt de bij de ingestelde parameters geldende afstand aangege-
ven. Door het veranderen van de diafragmawaarde of het deelvermogen kan de
waarde van de afstand tot het onderwerp worden aangepast.
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets ‘Para’ (parameter), dat in het display de gewenste
flitsparameter (P= met de hand in te stellen deelvermogen) wordt aangegeven.
• Stel met de PLUS / MINUS toetsen de gewenste waarde in. De instelling treedt
onmiddellijk in werking.
• Druk op de toets ‘Return’ . Het display schakelt naar de normale weergave
terug. Als u niet op de toets ‘Return’ drukt, schakelt het display na ong. 5
sec. naar de normale weergave terug.
De hulpreflector wordt in de stroboscoopfunctie niet ondersteund. Ook als
de hulpreflector in het Selectmenu geactiveerd werd, flitst hij in de strobo-
scoopfunctie niet mee! In het display wordt het symbool voor de hulpre-
flector dan ook niet aangegeven!
6 Flitsparameters (menu ‘Parameter’)
Voor het correct functioneren van de flitser is het noodzakelijk dat de verschillen-
de flitsparameters, zoals bijv. de zoomstand van de hoofdreflector, diafragma-
waarde, lichtgevoeligheid ISO enz. aan de instellingen op de camera worden
aangepast.
Voor de automatische aanpassing van de flitsparameters moet de combinatie
van camera en flitser gemonteerd en ingeschakeld zijn. Bovendien moet er een
uitwisseling van gegevens tussen camera en flitser hebben plaatsgevonden. Tip
daartoe even de ontspanknop op de camera aan. In het display wordt de maxi-
male reikwijdte, overeenkomstig de ingestelde flitsparameters aangegeven.
☞
6.1 Het instellen van de flitsparameters
Bij het voor het eerst op een knop drukken wordt de displayverlichting
geactiveerd
Afhankelijk van de ingestelde flitsfunctie worden in het menu verschillende flit-
sparameters aangegeven. Bij camera’s met digitale overdracht van de gegevens
worden de flitsparameters voor de diafragmawaarde (F), de brandpuntsafstand
van het objectief (Zoom) en de lichtgevoeligheid (ISO) automatisch op de flitser
ingesteld. De flitsparameters voor de diafragmawaarde (F) en de lichtgevoelig-
heid (ISO) kunnen daarbij niet worden veranderd.
• Druk zo vaak op de toets ‘Para’ (parameter), dat in het display de gewenste
flitsparameter (zie hieronder) wordt aangegeven.
De volgende flitsparameters zijn mogelijk:
• Stel met de toetsen PLUS / MINUS de gewenste waarde in. De instelling treedt
onmiddellijk in werking.
• Druk op de toets ‘Return’ . Het display schakelt naar de normale weergave
terug. Als u niet op de toets ‘Return’ drukt, schakelt het display na ong. 5
sec. naar de normale weergave terug.
☞
—
TTL/TTL-HSS/A
—
—
F
Zoom
EV
ISO
—
M/M HSS
—
P
F
Zoom
—
ISO
N Stroboscoop aantal flitsen
Tabel 1
Stroboscoop flitsfrequentie
Met de hand in te stellen deelvermogen
Diafragmawaarde
Reflectorstand
Met de hand in te stellen correctie op de flitsbelichting
Lichtgevoeligheid
f
P
F
Zoom
—
ISO