60
WEERGAVE - GEAVANCEERDE HANDELINGEN
Beveiliging (Protect)
U kunt belangrijke bestanden beveiligen. Een beveiligd bestand kan door geen van de wisfuncties van
de camera worden gewist. De formatteerfunctie (blz. 64) wist echter alle bestanden, of ze nu ver-
grendeld zijn of niet.
Gebruik de op/neer-toetsen om de functie-opties te selecteren en druk op de
Set/Display-toets om de optie te veranderen. Kijk bij Navigeren door het weergave-
menu voor het gebruik van het menu (blz. 54).
Alles
Beveiligen van alle of een aantal bestanden of bestaande beveiliging opheffen.
Specificeren van de kaart die de te beveiligen foto’s bevat als er zowel een SD-
geheugenkaart/MultiMedia-kaart als een Memory Stick in de camera zit.
Markeer de OK-tab. Druk op de Set/Display-toets om de handeling voort te
zetten die werd opgegeven bij de beveiligingsopties.
Selecteren Terugzetten
Werd de Select-optie opgegeven, dan wordt het beeldselectiescherm
geopend. Selecteer de te beveiligen beelden door er een rode rand
omheen te plaatsen en op de menu-toets te drukken; de selectie
wordt bevestigd met een gele rand. U kunt de beveiliging opheffen
door deze handelingen te herhalen en zo de gele rand te verwijderen.
Markeer “OK” en druk op de Set/Display-toets om verder te gaan. Kijk
op blz. 55 voor meer informatie over het beeldselectiescherm.