21
DE CAMERA IN DE AUTOMATISCHE OPNAMESTAND ZETTEN.
Zet de keuzeknop in de automatische opnamestand (1); alle
camerafuncties werken nu automatisch.De autofocus-,
belichtings en beeldverwerkingssystemen werken samen om
zonder inspanning van de kant van de fotograaf mooie opnamen
te bereiken.
Veel van de systemen van de camera werken volautomatisch,
maar toch is het mogelijk de werking van de camera snel en
eenvoudig de optimale instellingen voor een bepaald onderwerp
te geven, met de knop voor digitale onderwerpsprogramma’s
(blz. 28). De flitsstand (blz. 30) en de transportstand (blz. 32)
blijven ook instelbaar. Beeldgrootte en -kwaliteit kunnen worden
gekozen in het menu van de automatische opnamestand (blz.
38).
1
Belichtingsstand
Cameragevoeligheid (ISO)
Flitsstand
Scherpstelveld
Scherpstelregeling
Transportstand
Belichtingscorrectie
Verscherping
Kleurinstelling
Witbalans
Programma-automatiek
Meerveldsmeting
Automatisch
Lichtmeetmethode
Automatisch flitsen
Breed scherpstelveld
Autofocus
0.0
Normal
Kleur
Auto
Vast
Vast
Vast
Instelbaar*
Vast
Vast
Instelbaar*
Instelbaar*
Vast
Vast
Vast
Enkelbeeldtransport
* Veranderingen in de flits- of transportstand worden opgeheven wanneer de keuzeknop in een andere
stand is gezet. Instellingen van de belichtingscorrectie worden teruggezet op 0.0 wanneer de camera
wordt uitgeschakeld of er een andere gebruiksstand wordt gekozen.