69
Kies het bestandsformaat (3).
Slaat u het beeld op als TIFF-
bestand, dan moet de bitlengte
worden geselecteerd (4): 24 bit
of 48 bit. Is een beeld eenmaal
opgeslagen als 24 bit, dan kan
het later niet worden opgesla-
gen als 48-bit bestand. Wordt
het opgeslagen als JPEG-
bestand, dan moet u ook de
compressiesterkte instellen (5).
Hoe sterker de compressie, des te kleiner is het beeldbestand en des te lager is de beeldkwaliteit.
U kunt de grootte van beelden veranderen, van 10% tot 200%. Is het resultaat van de
beeldgrootteverandering dat het origineel groter is dan de maximum pixel-maat van 5120 X 3840,
dan verschijnt er een waarschuwing. Voer dan een nieuwe vergrotingsfactor in. Kies bij
grootteveranderingen tussen bilineaire of bipolaire interpolatie.
Klik op de OK-knop om de verwerking te starten. Het Save-in dialoogvenster verschijnt.
Selecteer de locatie voor
opslag in de het
mappenoverzicht (1).
Klik op het vakje Change File Name (5) als u de bestanden een nieuw naam wilt geven. Voer een
bestandsnaam in van maximaal 10 tekens plus het eerste serienummer, bestaande uit maximaal 5
cijfers.
Klik op de OK-knop om de serieverwerking te starten.
1
2
3
4
5