27
Standaard opnamehandelingen
Zet de camera aan en zet de keuzeknop in de stand voor digitale onderwerpspro-
gramma’s of in de normale opnamestand. Met beide standen gaat u op gelijke wijze te
werk. Automatische selectie van digitale onderwerpsprogramma’s is alleen beschik-
baar in de stand voor digitale onderwerpsprogramma’s.
Plaats het onderwerp binnen het scherpstelkader op de LCD-
monitor of houd het in het midden van de zoeker.
•Voor onderwerpen buiten het beeldcentrum kunt u de scherpstel-
vergrendeling (blz. 30) gebruiken.
• Is het onderwerp dichterbij dan 1 m in de groothoekstand of 3 m
in de telestand, gebruik dan de LCD-monitor om de beelduitsne-
de te bepalen.
•U kunt ook gebruik maken van het spot-scherpstelveld; druk de
zoomtoets ongeveer 1 seconde in om het te activeren (blz. 61).
Druk de ontspanknop half in om scherpstelling en belichting te
vergrendelen.
•De scherpstelsignalen (blz. 31) op de monitor en
het lampje naast de zoeker bevestigen dat er is
scherpgesteld. Is het scherpstelsignaal op de
monitor rood of is het lampje naast de zoeker groen terwijl het snel
knippert, dan kon de camera niet goed op het onderwerp scherp-
stellen. Herhaal de vorige handelingen totdat het scherpstel-
signaal wit is en het lampje continu brandt.
• In de stand voor digitale onderwerpsprogramma’s kiest de auto-
matische selectie van digitale onderwerpsprogramma’s automa-
tisch het meest geschikte programma; zie ook de volgende blad-
zijde.