Camera-info
16 17Snel aan de slag
Geheugenkaart verwisselen
Om te kunnen functioneren moet de camera van een SD-geheugenkaart of een MultiMedia-kaart
worden voorzien. Zit er geen kaart in de camera, dan verschijnt er automatisch een “No card” waar-
schuwing op de lcd-monitor. Meer informatie over geheugenkaarten op blz 124.
Wilt u een geheugenkaart uitnemen, zet dan altijd de camera uit
en let op dat het toegangslampje niet rood oplicht, anders kan
er schade of dataverlies ontstaan.
1. Open het deurtje van de kaartsleuf onderop de camera.
2. Schuif de geheugenkaart geheel in de kaartsleuf en laat hem los; de kaart moet nu in sleuf zijn vast-
geklikt. Plaats de kaart zo dat zijn voorzijde naar de achterzijde van de camera wijst. Duw de kaart
altijd rechtstandig naar binnen. Plaats een kaart nooit met extra kracht. Lijkt hij niet te passen, con-
troleer dan de plaatsing.
3. Wilt u een kaart uitvoeren, duw hem dan in de sleuf omlaag en laat hem los. Nu kunt u de kaart uit-
nemen. Denk eraan dat de kaart door het gebruik heet kan zijn.
4. Sluit het deurtje van de kaartruimte.
Een kaart die in een andere camera werd gebruikt moet voor gebruik in deze camera mogelijk
opnieuw worden geformatteerd. Verschijnt er een boodschap dat het niet mogelijk is de kaart te
gebruiken (“unable to use”) formateer dan de kaart in de camera. Formatteren doet u via sectie 1
van het weergavemenu (blz. 74). Bij het formatteren wordt alle informatie op de kaart gewist.
Verschijnt de “Card error” melding, druk dan op de centrale toets van de stuureenheid om het ven-
ster te sluiten; kijk op de Konica Minolta website voor de meest recente compatibiliteitsinformatie:
Noord-Amerika: http://www.konicaminolta.us/
Europa: http://www.konicaminoltasupport.com
Camera en displays inschakelen
Druk op de hoofdschakelaar om de camera aan te zetten. Met opnieuw indruk-
ken zet u de camera uit.
Wanneer de camera aan staat verschijnt de Anti-Shake-aandui-
ding op de lcd-monitor.
Met de keuzeschakelaar naast de hoofdschakelaar wisselt u van opname- naar
weergavestand, en ook tussen zoeker- en monitorweergave.
Opnamestand (Monitorweergave) - de camera kan opnamen maken,
het opnamebeeld wordt rechtstreeks op de monitor bekeken.
Opnamestand (Zoekerweergave) - de camera kan opnamen maken,
het opnamebeeld wordt via de zoeker bekeken. De zoeker heeft een
dioptrie-instelling. Kijk door de zoeker en draai aan de dioptrieknop
totdat het zoekerbeeld scherp is.
2 3
1
4
2
1
Weergavestand (Monitorweergave) - beelden kunnen worden afge-
speeld en bewerkt. Het beeld wordt rechtstreeks op de monitor beke-
ken.
Wilt u het beeld bij weergave in de zoeker bekijken, houd
dan de flitstoets (1) ingedrukt en druk vervolgens de infor-
matietoets (i
+
) in en houd hem ingedrukt (2) totdat de moni-
tor overgaat naar de zoekerstand.