50
Geavanceerde opnametechniek
Enkelbeeld en continu transport - voor het maken van een of
een aantal beelden per keer (blz. 51).
Zelfontspanner - om het opnamemoment uit te stellen met 10
of 2 seconden (blz. 51).
51
Met continu transport kunt u een serie opnamen maken door de ontspanknop ingedrukt te houden.
De hoogste opnamefrequentie bij continu transport is 3 beelden per seconde totdat het
buffergeheugen van de camera vol is. De opnamefrequentie daarna is afhankelijk van de
schrijfsnelheid van de geheugenkaart. Met 5 RAW of 3 RAW & JPEG opnamen is het
buffergeheugen vol. Het aantal JPEG-beelden is afhankelijk van het onderwerp; bij het ene beeld is
een sterkere compressie mogelijk dan bij het andere.
Over continu transport
Over de zelfontspanner
Plaats de camera op statief, bepaal de beelduitsnede als beschreven bij de basistechnieken (blz.
28. Druk de ontspanknop half in om de belichting en de scherpstelling te vergrendelen. Druk de
ontspanknop geheel in om het aftellen te starten.
Omdat scherpstelling en belichting worden bepaald bij half indrukken van de ontspanknop moet u
niet voor de camera staan wanneer u een zelfontspanneropname start. Controleer altijd de
scherpstelling met de scherpstelsignalen voordat u het aftellen start. Plaats het oculairkapje op de
zoeker als er zich een heldere lichtbron achter de camera bevindt; zie blz. 111.
Bij de 10-seconden-zelfontspanner knippert het zelfontspannerlampje voorop de camera; het
knipperen gaat vergezeld van een audio-signaal. Vlak voor de opname gaat
het lampje continu branden. Wilt u het aftellen stoppen, verander dan de stand
van de belichtingsknop of de flitser (op- of neerklappen), of zet de camera uit.
Het audiosignaal kan worden uitgeschakeld in sectie 1 van het setup-menu
(blz. 98). De spiegel klapt vlak voor de opname omhoog.
Bij de 2-seconden-zelfontspanner wordt tijdens het aftellen geen signaal
gegeven. De spiegel klapt omhoog als het aftellen begint.
Bij AF Zoom xi en Power Zoom objectieven kan bij continu transport de zoom niet worden gebruikt.
De opnamefrequentie wordt bij flitsopnamen lager, omdat de flitser zich tussen de opnamen door
moet kunnen opladen. Scherpstelling en belichting worden bij Continu AF en Auto AF voor elke
opname apart bepaald.
Met de transportstanden regelt u de manier
waarop beelden worden opgenomen. Enkel-
beeldtransport is de standaard transport-
stand; u vindt er informatie over op blz. 28.
De transportstand wordt ingesteld via het
selectiescherm voor de transportstand. Druk
op de transporttoets (1) om het scherm te
openen.
TRANSPORTSTANDEN
Transportstand
Belichtingsbracketing – serie van 3 opnamen maken met ver-
schillende belichtingsinstellingen (blz. 52).
Witbalansbracketing - van een opname een serie van 3 beel-
den maken met verschillende witbalansinstellingen (blz. 53).
Opties
Druk op de op/neertoets van de stuureenheid om de transportstand-groep te
selecteren.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de optie Drive mode
(transportstand) te markeren.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de transportstand te selecteren. Er
verschijnt een aanduiding op de monitor die de selectie bevestigt.
Transportstanden
Single-frame adv.
:func. :select :enter