4 Aansluiting
De in- en uitgangen mogen enkel worden aan-
gesloten en gewijzigd, wanneer het mengpaneel
en de aan te sluiten apparatuur is uitgeschakeld.
1) Sluit de stereogeluidsbronnen aan op de
overeenkomstige cinch-ingangsjacks van de
kanalen CH 1 tot CH 3 (witte jack LEFT = lin-
ker kanaal; rode jack “RIGHT” = rechter
kanaal):
Apparatuur met lijnniveau-uitgang (bv. cd-
speler, cassettedeck, radio) kan aangesloten
worden op
– de ingang LINE 1 / PHONO 1 van kanaal
CH 1; de toets (27) ernaast moet hiervoor
uitgeschakeld zijn
– de ingang LINE 2 van kanaal CH 2
– de ingang LINE 3 van kanaal CH 3
platenspelers met magnetische cel kun-
nen aangesloten worden op
– de ingang LINE 1 / PHONO 1 van kanaal
CH 1; de toets (27) ernaast moet hiervoor
ingedrukt zijn
– de ingang PHONO 2 van kanaal CH 2
– de ingang PHONO 3 van kanaal CH 3
Als de aansluitkabel van de platenspeler een
afzonderlijke massakabel heeft, verbindt u
deze met en klemschroef GND (28).
2) U kunt een microfoon via een XLR-stekker
of een 6,3 mm-stekker aansluiten op de sym-
metrisch bedrade jack MIC (2).
3) Voor aansluiting van versterkers zijn meer-
dere stereo-uitgangen beschikbaar:
– symmetrische bekabelde XLR-uitgang
R BAL./L BAL. en ongebalanceerd beka-
belde cinch-uitgang MASTER (23): Op een
van deze uitgangen moet de hoofdverster-
ker voor de PA-toepassing aangesloten
worden. Gebruik bij voorkeur de XLR-
uitgang, omdat de gebalanceerde signaal-
overdracht een betere beveiliging biedt
tegen interfererende stralingen die bij lan-
gere aansluitkabels kunnen optreden.
De XLR-uitgang en de cinch-uitgang kun-
nen ook tegelijk voor de aansluiting van
twee versterkers gebruikt worden.
– uitgang BOOTH (24): Hier kunt u bv. een
versterker voor een monitorinstallatie of
voor de muziekweergave in een belen-
dende ruimte aansluiten.
4) Indien u geluidsopnames wenst te maken,
sluit u het opnametoestel aan op de stereo-
uitgang REC (25). Het opnameniveau is
onafhankelijk van de stand van de uitgangs-
regelaars MASTER (13) en BOOTH (15).
5) Om de ingangskanalen of het mastersignaal
vóór de uitgangsregelaars MASTER en
BOOTH voor te beluisteren, kunt u een
hoofdtelefoon (impedantie ten minste 8 Ω)
via een 6,3 mm-stekker aansluiten op de ste-
reo-uitgang (19).
6) Sluit het bijgeleverde netsnoer aan op de
POWER-jack (21) en plug de stekker in een
stopcontact (230 V~ / 50 Hz).
5 Bediening
Plaats de uitgangsregelaars MASTER (13) en
BOOTH (15) in de minimumstand, alvorens in te
schakelen. Zo vermijdt u luide inschakelploppen.
Het mengpaneel wordt met de POWER-schake-
laar (20) in- en uitgeschakeld. Bij ingeschakeld
apparaat licht de POWER-led ON (11) op.
5.1 De geluidsbronnen mengen
Tussen twee kanalen regelen
1) Selecteer met de tuimelschakelaars (5) voor
elk ingangskanaal de gewenste geluidsbron:
CH 1 linker stand voor de microfoon op de
ingang MIC
rechter stand voor het apparaat op de
ingang LINE 1/ PHONO 1
CH 2 linker stand voor het apparaat op de
ingang PHONO 2
middelste stand voor het apparaat op
de ingang LINE 2
rechter stand voor de ingebouwde
mp3-speler
CH 3 linker stand voor het apparaat op de
ingang PHONO 3
rechter stand voor het apparaat op de
ingang LINE 3
2) Voor de niveauvereffening en de klankcor-
rectie van de ingangssignalen voert u vol-
gende basisinstellingen door:
a) Plaats alle kanaalregelaars (6) in de mini-
mumstand. Plaats alle Gain-regelaars (3),
equalizers (4) en de crossfader (10) in de
middelste stand.
b) Als de led boven de toets TALK (7) oplicht,
druk dan op de toets om de talkoverfunctie
uit te schakelen.
c) Stel de uitgangsregelaar MASTER (13) in
op ca.
2
⁄3 van de maximumwaarde.
d) Stuur een geluidssignaal (bv. muziekfrag-
ment) naar het eerste gebruikte ingangs-
kanaal en schuif de overeenkomstige
regelaar (6) tot ca.
2
⁄3 van de maximum-
waarde open.
e) Met de regelaar GAIN (3) van het kanaal
stuurt u het niveau zo uit dat de niveau-
weergave (12) bij de luidste passages in
het 0 dB-bereik oplicht. Stel de klank in met
de regelaars HIGH, MID en LOW (4). Cor-
rigeer daarna de uitsturing zo nodig met de
regelaar GAIN. Plaats de kanaalregelaar
na instelling van Gain en Equalizers weer
in de minimumstand.
f) Herhaal de stappen d) en e) voor de ove-
rige gebruikte ingangskanalen.
Opmerking: De bedieningsstappen zijn enkel een
hulpmiddel; er zijn ook andere methoden mogelijk
om de basisinstelling van de ingangskanalen te her-
stellen.
3) Na de basisinstelling kunnen de ingangssig-
nalen met behulp van de kanaalregelaars (6)
in de gewenste volumeverhouding gemengd
of in- en uitgemengd worden.
4) Voor het mastersignaal op de uitgangen
R BAL./L BAL. en MASTER (23) stelt u met
de uitgangsregelaar MASTER (13) het uitein-
delijke geluidsvolume en met de regelaar
BAL (14) de stereobalans in. Het signaalni-
veau kunt u aan de hand van de niveau-ledʼs
(12) aflezen. In de regel wordt bij 0 dB een
optimale uitsturing bereikt. Als het uitgangs-
niveau van het mengpaneel voor de aange-
sloten versterker echter te hoog of te laag is,
moet het mastersignaal overeenkomstig
hoger of lager ingesteld worden.
Voor een versterker die op de jacks
BOOTH (24) is aangesloten, stelt u het
volume met de uitgangsregelaar BOOTH
(15) in.
5) Met de crossfader (10) kunt u tussen de
kanalen CH 2 en CH 3 regelen.
Wijst met de schakelaar REVERSE (8) de
beide kanalen aan de crossfader toe:
stand ON
CH 2 rechterzijde van de crossfader
CH 3 linkerzijde van de crossfader
stand OFF
CH 2 linkerzijde van de crossfader
CH 3 rechterzijde van de crossfader
Stel met de schakelaar CURVE (9) het meng-
gedrag van de crossfader in:
stand
zacht, gelijkmatig mengen
stand
bruusk mengen met een breed bereik
waarin beide kanalen tegelijk luid te horen
zijn
6) Om een aankondiging via de microfoon beter
te verstaan, kunt u de toets TALK (7) indruk-
ken: Bij ingedrukte toets (led erboven licht
op) zijn de kanalen CH 2 en CH 3 gedempt.
5.2 Voorbeluisteren via de hoofdtelefoon
De ingangskanalen CH 1 tot CH 3 kunnen indivi-
dueel (of ook samen) via een hoofdtelefoon
voorbeluisterd worden, ook als de overeenkom-
stige kanaalregelaar (6) in de minimumstand
staat (PFL “Pre Fader Listening” = beluisteren
voor de fader). Zo kunt u bv. de volgende af te
spelen track geselecteerd worden.
Desgewenst kunt u ook via de hoofdtelefoon
het mastersignaal voorbeluisteren, zonder dat
dit door de instelling van de uitgangsregelaar
MASTER (13) en BOOTH beïnvloed wordt.
1) Om een ingangskanaal voor te beluisteren,
drukt u op de bijbehorende toets PFL (17); de
led naast de toets licht op.
2) Schuif de selectieregelaar (18) voor de
beluisteringsfunctie in de stand PFL.
3) Stel het volume van de hoofdtelefoon in met
de regelaar PFL (16).
4) Mocht u het mastersignaal willen beluisteren,
schuif dan de selectieregelaar voor de beluis-
teringsfunctie in de stand MASTER. In de
tussenposities is een mengsignaal van het
signaal op het ingangskanaal en het master-
signaal te horen.
5.3 De mp3-speler bedienen
De mp3-speler is na ingebruikneming van het
mengpaneel ingeschakeld. Als er geen afspeel-
medium aangesloten is, verschijnt op het display
(C):
Bij aangesloten afspeelmedium wordt na inlezen
van het medium op het display achter de betref-
fende identificatieletter (“U” voor USB-opslag-
medium, “S” voor SD / SDHC-kaart) het totale
aantal tracks weergegeven, bv. voor een geheu-
genkaart met 132 tracks:
OPGELET Stel het volume van de geluidsin-
stallatie en dat van de hoofdtele-
foon nooit zeer hoog in. Langdu-
rige blootstelling aan hoge volu mes
kan het gehoor beschadigen! Het
gehoor raakt aangepast aan hoge
volumes die na een tijdje niet
meer zo hoog lijken. Draai het
volume daarom niet verder open,
zelfs nadat u eraan gewoon bent.
NL
B
17