15
PROBLEEM OORZAKEN OPLOSSINGEN
Het apparaat doet het niet.
D
e stekker zit niet goed in het
stopcontact, de
bedieningsschakelaar
((II))
staat
niet op snelheid “1” of “2”.
S
luit het apparaat op een stopcontact
met de juiste spanning aan. Zet de
bedieningsschakelaar op snelheid “1”
of “2”.
De deksel
((CC))
is niet goed
vergrendeld.
Controleer of de deksel
((CC))
op juiste
wijze is aangebracht en door de
veiligheidsklem
((HH))
vergrendeld is.
Het apparaat produceert stank
of wordt erg heet, maakt een
abnormaal geluid of rookt.
De zeef
((DD))
is niet goed op zijn
plaats gebracht.
Controleer of de zeef
((DD))
op juiste
wijze op de aandrijfas
((JJ))
is
aangebracht.
De hoeveelheid te verwerken
voedsel is te groot.
Laat het apparaat afkoelen en ver-
minder de hoeveelheid te verwer-
ken voedsel.
De sapstroom verminderd. De zeef
((DD))
is verstopt.
Zet het apparaat uit, reinig de
aanvoerbuis
((BB))
en de zeef
((DD))
.
VVoooorr aannddeerree pprroobblleemmeenn ooff aannoommaalliieeëënn kkuunntt uu ccoonnttaacctt ooppnneemmeenn mmeett hheett ddiicchhttssttbbiijjzziijjnnddee EErrkkeennddee
SSeerrvviiccee CCeenntteerr
RECYCLEN
Milieubescherming op de eerste plaats!
Uw apparaat bevat talrijke materialen die hergebruikt of gerecycled kunnen worden.
Breng het naar een daarvoor bestemd verzamelpunt zodat het gerecycled kan
worden.
WAT TE DOEN WANNEER UW APPARAAT HET NIET DOET?