Nederlands Gebruiksaanwijzing
60
Vul de tank van de machine nooit
wanneer de motor loopt of heet is.
Vul de tank van de machine alleen
buitenshuis.
Voorkom open vuur en vonkvorming
en rook niet.
Controleer dat zich geen personen
(in het bijzonder kinderen) of dieren
ophouden in de werkomgeving.
Bij reinigings-, onderhouds-, instel-
en reparatiewerkzaamheden en bij
het aanbrengen van toebehoren
mag de motor niet in werking zijn.
Controleer het terrein waar u de
machine gebruikt en verwijder alle
voorwerpen die meegenomen en
weggeslingerd kunnen worden.
Zo voorkomt u gevaren voor
personen en beschadiging van
de machine.
Werk niet op hellingen met een
stijgingspercentage van meer dan
20%. Werkzaamheden op hellingen
zijn gevaarlijk. De machine kan
kantelen of wegglijden. Altijd
voorzichtig beginnen met rijden en
voorzichtig remmen op een helling.
Als u naar beneden rijdt, langzaam
rijden en op de motor remmen.
Rijd nooit dwars op de helling maar
altijd alleen omhoog en omlaag.
Werk met de machine alleen bij
daglicht of bij voldoende kunstlicht.
De machine is niet toegelaten voor
het vervoer van personen. Neem
geen persoon mee op de machine.
Als een vreemd voorwerp is geraakt,
dient u het voertuig stil de zetten en
de motor uit te schakelen.
Onderzoek het voertuig op
eventuele beschadigingen en laat de
beschadiging door een gespecia-
liseerd bedrijf verhelpen.
Raak de uitlaat of de geluiddemper
niet aan zolang de motor loopt of
kort na het uitschakelen van de
motor. Anders kunt u zich
verbranden.
Voer voor elk gebruik van het
voertuig een grondige optische
controle uit. Neem de voorschriften
in voor controle en onderhoud
volgens deze gebruiksaanwijzing in
acht.
Het motorkoelsysteem staat onder
druk. Open nooit de sluitdop van de
koeling.
Vrijkomende hydraulische vloeistof
kan ernstig letsel veroorzaken.
Probeer nooit om met de hand te
voelen waar het lek zit.
Altijd voor werkzaamheden
aan de machine
Bescherm uzelf tegen verwon-
dingen. Voor alle werkzaamheden
aan deze machine:
– Zet de motor uit,
– Trek de sleutel uit het contactslot,
– Vergrendel de vastzetrem,
– Wacht tot alle bewegende delen
volledig tot stilstand gekomen zijn.
De motor moet afgekoeld zijn.
Na de werkzaamheden met
de machine
Verlaat de machine pas nadat u de
motor heeft uitgezet, de vastzetrem
heeft bediend en de sleutel uit het
contact heeft getrokken.
Veiligheidsvoorzieningen
Veiligheidsvoorzieningen dienen
voor uw veiligheid en moeten altijd
werkzaam zijn.
U mag geen veiligheidsvoorzie-
ningen veranderen en hun werking
niet opheffen.
Veiligheidsvoorzieningen zijn:
Rolbeugel en
veiligheidsgordels
Het voertuig is uitgerust met een
rolbeugel en veiligheidsgordels
(bekkengordels). Samen vormen
deze een optimale bescherming
voor de chauffeur en de bijrijder.
0IXST
r (SIHIZIMPMKLIMHWKSVHIPEPXMNHSQ
[ERRIIVHIVSPFIYKIPSQLSSK
KIOPETXMW
r +IFVYMOHIQEGLMRIRSSMX^SRHIV
VSPFIYKIP
r +IFVYMOHIQEGLMRISTIIR
LIPPMRKRSSMXQIXIIR
SQPEEKKIOPETXIVSPFIYKIP
r &MNKIFVYMOMRVMNKI[EWWIROERHI
VSPFIYKIPSTIMKIRVMWMGSSQPEEK
[SVHIRKIOPETX
r (SIFMNIIRSQPEEKKIOPETXI
VSPFIYKIPRSSMXHIZIMPMKLIMHWVMIQ
SQ
r -RLIXKIZEPZERIIRFIWGLEHMKMRK
SJIIRSRKIZEPQSIXIRHI
VSPFIYKIPIRHIZIMPMKLIMHWKSVHIPW
HSSVIIRKIWTIGMEPMWIIVHFIHVMNJ
[SVHIRREKI^MIRIRMRHMIRRSHMK
[SVHIRZIVZERKIR:SIV^IPJKIIR
VITEVEXMIWYMX
Veiligheidsblokkeersysteem
Het veiligheidsblokkeersysteem
maakt starten van de motor alleen
mogelijk, wanneer:
– de chauffeur zijn plaats op de
stoel ingenomen heeft,
– het rempedaal helemaal ingedrukt
is, of de vastzetrem bediend is,
– de koppelingsschakelaar (PTO)
uitgeschakeld is.
Het veiligheidsblokkeersysteem
schakelt de motor automatisch uit
zodra de chauffeur de stoel verlaat
zonder eerst de parkeerrem te
bedienen en/of de koppelings-
schakelaar (PTO) uitgeschakeld is.
Het veiligheidssysteem schakelt de
koppelingsschakelaar (PTO)
automatisch uit zodra het pedaal
voor achteruitrijden wordt bediend
(als niet de PTO-schakelaar voor
achteruitrijden is bediend). Voor het
opnieuw inschakelen van de
koppelingsschakelaar (PTO) moet
deze eerst worden uitgeschakeld en
vervolgens weer worden
ingeschakeld.