18
Voor de montage
D
Wanneer de afzuigkap wordt
gebruikt met afvoerlucht en er gelijktij-
dig schoorsteenafhankelijke stookvoor-
zieningen worden gebruikt (bijv. gas-,
olie- of
kolenverwarmingsapparaten, doorstroom
heetwaterapparaten, warmwaterboilers),
moet er worden gezorgd voor voldoen-
de luchtaanvoer voor de stookvoorzie-
ning.
Het apparaat kan zonder gevaren worden
gebruikt indien de onderdruk in de
opstelruimte van de stookvoorziening niet
hoger is dan 4 Pa (0,04 mbar).
Dit kan worden bereikt door ervoor te
zorgen dat er verbrandingslucht kan
doorstromen via niet-afsluitbare openingen
in deuren, vensters of luchtaanvoer-/
luchtafvoermuurkasten, of door andere
technische maatregelen zoals wederzijdse
vergrendeling.
Wanneer er onvoldoende lucht wordt
aangevoerd, bestaat er vergiftigingsge-
vaar door teruggezogen verbrandings-
gassen.
Opmerking: Bij de beoordeling moet
rekening worden gehouden met de totale
ventilatietoestand van de woning.
Bij gebruik van kookapparaten, bijv.
kookplaat en gasfornuis, is deze regel niet
van toepassing.
ṇ De ventilator is uitsluitend bedoeld voor
montage op schuine pannendaken.
De helling van het dak moet minstens 10°
zijn.
ṇ De ventilator mag niet op platte daken
of eternietdaken worden gemonteerd.
ṇ De montage mag uitsluitend worden
uitgevoerd door een geschoolde
dakdekker.
ṇ De ventilator moet op minstens 2 meter
afstand van de afzuigkap worden
gemonteerd.
ṇ De buitenmuurventilator niet monteren
in de buurt van vensters, deuren of
terrassen.
ṇ De buitenmuurventilator monteren op
een plaats,
– die geluids- en geuroverlast voor de
buren uitsluit,
– die toegang biedt voor onderhoud en
reparatie.
ṇ De steekverbindingen van de
elektriciteitskabel moeten binnen het
gebouw liggen.
ṇ Op de verbindingsbuizen naar de
afzuigkap mag geen verloopstuk van
l 150 mm worden aangebracht.
Een extra geluiddemper voor een buis van
l 150 mm is als speciaal toebehoren
verkrijgbaar bij de vakhandel.
Gewicht: 7,0 kg.
Constructiewijzigingen in het kader van technische
verbeteringen voorbehouden.