7-2
Installatie-instructie Nefit EcomLine HR 11 Toestel
7.
Figuur 7.2.1
Demonteren ventilatiekast
Figuur 7.2.2
Demonteren en reinigen brander
7.2 Klein onderhoud
Voor een kleine onderhoudsbeurt moeten de volgende werkzaamheden ver-
richt worden.
1. Verwijder of demonteer achtereenvolgens
- de netstekker uit de wandcontactdoos;
- de mantel van het toestel;
- de deksel van de ventilatiekast (zie figuur 7.2.1);
- de bovenste gaskoppeling tussen gasaanvoerleiding en mengstraat
van de brander;
- P1
+
slangetje (stuurleiding gasregelblok);
- de stekkers van de branderbeveiligingsthermostaat;
- de luchttoevoerslang van de ventilator.
2. Klik de snelsluitingen van de brander los. Verwijder het branderdeksel en
inspecteer de brander (figuur 7.2.2). Reinig de brander indien nodig. Het
branderdek dient voorzichtig te worden behandeld. Reinig de brander
alleen met perslucht of een zachte borstel.
A = branderhuisdeksel
B = branderpakking
C = gas/lucht-verdeelplaat
D = keramische brander
3. Inspecteer de warmtewisselaar. Als deze vervuild is moet alsnog groot
onderhoud worden gepleegd. Wanneer de warmtewisselaar gereinigd
wordt, moet de gloeiplug verwijderd worden. Deze is zeer breekbaar.
Raak de gloeiplug nooit aan. Deze wordt met 120 V~ gevoed. Haal de net-
stekker daarom altijd eerst uit de wandcontactdoos voordat de brander
verwijderd wordt (boven de 50 V~ is geen veilige spanning).
4. Na reiniging van de brander kan de siliconen branderpakking, na grondige
controle op gebreken, opnieuw worden gebruikt. Bij twijfel omtrent de
toestand van de branderpakking deze altijd vernieuwen. De brander kan
vervolgens weer - voorzichtig - gemonteerd worden.
5. Demonteer de ventilator door deze van de condensbak los te nemen
(figuur 72.3). Neem voor demontage van de ventilator de voedingsdraad
van de ventilator los. Verwijder eerst de aansluitslang naar de brander en
verwijder daarna het blokje (bovenste bevestigingspunt). Duw daarna de
ventilator naar boven en daarna naar beneden (eerst actie 1, dan actie 2).
Inspecteer de ventilator en reinig indien nodig.
6. Demonteer en reinig de sifon.
7. Na bovengenoemde werkzaamheden alle onderdelen weer monteren en
het toestel weer in bedrijf stellen. Verricht hierbij de volgende controleme-
tingen en -instellingen.
- meet de gas/lucht-drukverschil ∆P: zie paragraaf 5.7;
- meet de ionisatiestroom;
8. Vul het inspectierapport achterin in deze installatie-instructie in.
ONDERHOUD
211259
212027