nv Niko sa I ndu str iep ark W est 4 0, B E- 9100 S int- Ni kla as , Bel gium — t el. +3 2 3 77 8 9 0 00 — f ax + 32 3 7 77 7 1 20 — e -ma il: sup por t @ni ko.b e — w ww.ni ko.e u PM350- 20060R1 2 184
350-20060
Lees de volledige handleiding vóór installatie en ingebruikname.
1. BESCHRIJVING
De aanwezigheidsmelder 360° voor plafondmontage werkt volgens de Passief InfraRoodtechnologie
(PIR) en is geschikt voor lichtsturing binnenshuis zoals in kantoren, gangen, traphallen en kantines. Dit
toestel kan als master en als slave worden gebruikt.
2. INST ALLA TIE
2.1. Aansluiting
Gevaar: Installeer de aanwezigheidsmelder niet onder spanning. Sluit het toestel pas na volledige installatie
aan op de netspanning.
A. Eén lichtkring met één of meerdere detectiepunten
Raadpleeg ook het aansluitschema (fig. 1).
1. Sluit de hoofdvoeding aan op de klemmen L en N.
2. Sluit de belasting aan op de klemmen en N op de master .
3. Sluit de slave aan op SL op de master en op de slave.
4. Verbind de aarding met de klem .
B. Gebruik van een externe drukknop
Je sluit een externe drukknop aan op de aanwezigheidsmelder als je het toestel ook manueel moet
kunnen bedienen. Je kunt de drukknop zowel op de master als een slave aansluiten.
Volg het aansluitschema (fig. 2) om de drukknop aan te sluiten.
2.2. Montage
Tip: V oor een optimale daglichtmeting monteer je de aanwezigheidsmelder (master) met de lichtpoort in de
richting van het binnenkomend daglicht (fig. 3).
Tip: Installeer de aanwezigheidsmelder niet in direct zonlicht of in de buurt van warmtebronnen (radiatoren)
of luchtstromen (ventilatie of airconditioning) (fig. 4). Dit kan de sensor ongewenst activeren.
Tip: De aanwezigheidsmelder is geschikt voor montage op plafonds met een standaardhoogte van 2,5 tot
3m. Het toestel moet boven een bureautafel worden geplaatst op ongeveer 1 m verwijderd van de stoel.
1 . a. Bij rechtstreekse montage op het plafond (fig. 5A) kun je gaten gebruiken met
een tussenafstand van 105 mm. De kabeldoor voer moet 45° gedraaid zijn tegenover de
bevestigingsgaten.
b . In geval v an montage op een inbouwdoos (fig. 5B) gebruik je de daartoe voorziene gaten met
een tussenafstand van 60 mm, waarbij je de afdekkap opendrukt. Installeer de kabel voorzichtig
volgens de instructies voor een vaste installatie.
2. Duw de sensor op de klemmenstrook op de basis en draai de schroef vast (fig. 6).
3. Stel de aanwezigheidsmelder in (fig. 7) en test het toestel (zie rubriek 3.4.).
4. Verklein het detectiegebied, indien gewenst (fig. 8).
5. Installeer de afdekkap (fig. 6).
3. INSTELLINGEN
3.1. Fabrieksinstellingen
De parameters van de aanwezigheidsmelder zijn bij levering als volgt ingesteld:
Parameter Fabrieksinstelling
sensormode automatisch
gevoeligheid van de bewegingssensor hoog
indicatieled voor beweging uit
master/slave master
3.2. Dipswitches
Figuur 7 toont hoe je de dipswitches moet instellen afhankelijk van de toepassing.
Dipswitches T oepassing
1 en 2 • Je zet de aanwezigheidsmelder in de gewenste
testmode (zie ook rubriek 3.4.).
• Je activeert de indicatieled.
3 en 4
• Je stelt de gevoeligheid van de bewegingssensor
in: minimaal, laag, hoog of maximaal.
3.3. Inbouwbewegingsmelder instellen als slave
Als je het toestel gebruikt als slave (fig. 9):
1. Duw de lichtpoort naar beneden.
2. Vervang de lichtpoort (transparant) door een daglichtblokkering (wit).
3. Stel de LUX-knop in op maximum.
3.4. T estmodes
De aanwezigheidsmelder heeft twee testmodes:
a) Als je de aanwezigheidsmelder (master) instelt in de testmode voor de luxwaarde, kun je
het daglichtniveau meten.
1. Zet dipswitches 1 en 2 aan.
De verlichting is uitgeschakeld.
2. Draai de LUX-knop langzaam naar rechts (maximum) tot de indicatieled brandt.
De luxinstelling is op dit moment gelijk aan het daglichtniveau dat de lichtsensor meet. Als er
voldoende daglicht is in de ruimte, draai je de LUX-knop naar links (minimum) tot de indicatieled
niet meer brandt. Laat de LUX-knop in deze positie staan.
Draai je de LUX-knop naar links, dan schakelt de verlichting uit als er minder daglicht is.
Draai je de LUX-knop naar rechts, dan schakelt de verlichting uit als er meer daglicht is.
3. Zet dipswitches 1 en 2 opnieuw uit.
b) T estmode voor de werking van de bewegingsmelder
1. Zet dipswitch 1 uit en dipswitch 2 aan voor alle toestellen . De verlichting wordt binnen vijf
seconden aangeschakeld als de bewegingssensor beweging detecteert. De indicatieled voor
beweging geeft aan dat de sensor geactiveerd is.
Opgelet: De wandeltest wordt niet beïnvloed door daglicht.
2. Zet dipswitch 2 opnieuw uit.
3.5. Indicatieled voor beweging
Zet dipswitch 1 aan en dipswitch 2 uit om de indicatieled voor beweging te activeren. De indicatieled blijft
branden zolang er beweging gedetecteerd wordt.
3.6. Detectiebereik
De aanwezigheidsmelder is geschikt voor plafondmontage. Bij plafondmontage binnenshuis op 2,5 m boven
het vloeroppervlak heeft de aanwezigheidsmelder een detectiehoek van 360° en een detectiebereik van
20m voor de detectie van bewegingen van personen. Midden in de sensor bevindt zich een speciale lens
die een oppervlakte bereikt met een diameter van 5 m en die meer dan 618 vlakken bevat voor een optimale
detectie van zelfs de allerkleinste bewegingen.
De sensor is uitgerust met een speciaal ontworpen optische functie met twee detectiebereiken:
• dicht bereik (A + B) voor de detectie van kleine bewegingen.
• ver bereik (C + D) voor de detectie van bewegingen van personen.
Dankzij deze combinatie kun je de verlichting uitstekend regelen en wordt tegelijk zoveel mogelijk energie
bespaard (fig. 10).
Als je in een deel van het detectiegebied geen bewegingsdetectie wilt of als het detectiegebied te groot is, dek
je de lens van de sensor af met het bijgeleverde afschermmasker . Zo kun je de maximale reikwijdte van 20 m
verkleinen tot 12 m, 5 m of 3 m. De detectiehoek van 360° kun je verminderen in stappen van 45° (fig. 8).
4. WERKING EN GEBRUIK
4.1. Ingebruikname
Na aansluiting op de netspanning branden de verlichting en de geïntegreerde indicatieled altijd
gedurende één minuut (stabilisatiefase). Na deze opwarmtijd van één minuut is de aanwezigheidsmelder
gebruiksklaar en wordt de aangesloten verlichting uitgeschakeld.
4.2. Algemene werking
De geïntegreerde lichtsensor meet voortdurend het daglichtniveau in het detectiegebied (360°) en vergelijkt
dit niveau met de ingestelde luxwaarde. Dankzij de lichtsensor springt het licht enkel automatisch aan als
de melder beweging detecteert binnen het detectiebereik én als het daglichtniveau daalt tot onder de vooraf
ingestelde luxwaarde:
• De verlichting blijft aangeschakeld zolang er beweging gedetecteerd wordt.
• Nadat de laatste beweging gedetecteerd is
, blijft de verlichting aangeschakeld gedurende
de ingestelde uitschakelvertraging (1 tot 30 minuten). Zodra de uitschakelvertraging verlopen is,
schakelt de verlichting uit.
• De verlichting
schakelt automatisch uit zodra het vooraf ingestelde daglichtniveau bereikt is.
4.3. Gebruik bij meerdere detectiepunten
Als je meerdere detectiepunten hebt voor één lichtkring, is er sprake van een master en een slave .
Parameter
lichtgevoeligheid De lichtgevoeligheid van de slave wordt bepaald
door de ingestelde lichtgevoeligheid op de master .
uitschakelvertraging* De ingestelde tijd op de slave wordt boven op
de ingestelde uitschakelvertraging op de master
geteld.
* Als de uitschakelvertraging op de slave bijvoorbeeld ingesteld is op één minuut, wordt de verlichting bij
detectie van beweging door deze slave aangeschakeld gedurende de ingestelde uitschakelvertraging op de
master + één minuut. Dit blijft één minuut, ook al zijn er meerdere slaves met een uitschakelvertraging van
één minuut aangesloten op de master .