37Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.
1. Gebruik de toetsen 2 t/m 9 om te beginnen met het invoeren van een woord. Druk eenmaal op een toets
voor één letter. Op het scherm wordt * weergegeven, of de letter als de afzonderlijke letter een
woordbetekenis heeft. De ingevoerde letters worden onderstreept weergegeven.
Als u Woordsuggesties als voorspellingstype selecteert, begint de telefoon met het voorspellen van het
woord dat u invoert. Nadat u enkele letters hebt ingevoerd, en als deze letters samen geen woord vormen,
probeert de telefoon langere woorden te voorspellen. Alleen de ingevoerde letters worden onderstreept
weergegeven.
U kunt een speciaal teken toevoegen door * ingedrukt te houden of Opties > Symbool invoegen te
selecteren. Blader naar een teken en selecteer Gebruik.
2. Als u het gewenste woord hebt ingevoerd, bevestigt u de invoer door op 0 te drukken om een spatie in te
voegen.
Als het weergegeven woord niet goed is, drukt u herhaaldelijk op * of selecteert u Opties > Suggesties.
Wanneer het gewenste woord wordt weergegeven, selecteert u Gebruik.
Als er een vraagteken (?) achter het woord wordt weergegeven, staat het woord dat u wilt invoeren niet in
het woordenboek. Als u het woord aan het woordenboek wilt toevoegen, selecteert u Spellen. Maak het
woord af door middel van normale tekstinvoer en selecteer Opslaan.
■ Normale tekstinvoer
Druk herhaaldelijk op een cijfertoets (1 t/m 9) totdat het gewenste teken verschijnt. Op de toetsen staan niet
alle tekens afgebeeld die onder een toets beschikbaar zijn. Welke tekens beschikbaar zijn, is afhankelijk van de
taal die is geselecteerd voor het invoeren van tekst. Zie Instellingen op pagina 36.
Als de volgende letter die u wilt invoeren zich onder dezelfde toets bevindt als de huidige letter, wacht u tot de
cursor verschijnt of drukt u kort op een van de navigatietoetsen en voert u de letter in.
De meest gebruikte leestekens en andere speciale tekens zijn beschikbaar onder de toets 1. Druk op * voor meer
tekens.