Aanvullende veiligheidsinformatie
103
apparatuur om mogelijke storing van de medische apparatuur te voorkomen.
Personen met zulke apparaten dienen:
• Het apparaat altijd op meer dan 15,3 cm afstand (6 inch) van de medische
apparatuur te houden wanneer het draadloze apparaat is ingeschakeld.
• Het draadloze apparaat niet in een borstzak dragen.
• Het apparaat bij het oor aan de andere zijde van het lichaam dan de zijde
waar de medische apparatuur zich bevindt te dragen, om de kans op
storingen te minimaliseren.
• Het draadloze apparaat onmiddellijk uit te schakelen als er gegronde redenen
zijn om aan te nemen dat er storingen optreden.
• De instructies van de fabrikant van hun geïmplanteerde medische apparatuur
door te nemen en op te volgen.
Contact op te nemen met de behandeld arts bij vragen over het gebruik van
draadloze apparatuur bij aanwezigheid van geïmplanteerde medische
apparatuur.
Hoorapparaten
Sommige digitale draadloze apparaten kunnen storingen in bepaalde
gehoorapparaten veroorzaken. Neem contact op met uw serviceprovider als u
last hebt van dergelijke storingen.
■ Voertuigen
RF-signalen kunnen van invloed zijn op elektronische systemen in
gemotoriseerde voertuigen die verkeerd geïnstalleerd of onvoldoende
afgeschermd zijn (bijvoorbeeld elektronische systemen voor brandstofinjectie,
elektronische antislip- of antiblokkeer-remsystemen, systemen voor
elektronische snelheidsregeling of airbagsystemen). Raadpleeg de fabrikant, of
diens vertegenwoordiger, van uw voertuig of van hieraan toegevoegde
apparatuur, voor meer informatie.
Het apparaat mag alleen door bevoegd personeel worden onderhouden of in een
auto worden gemonteerd. Ondeskundige installatie of reparatie kan gevaar
opleveren en de garantie die eventueel van toepassing is op het apparaat doen
vervallen. Controleer regelmatig of de draadloze apparatuur in uw auto nog
steeds goed bevestigd zit en naar behoren functioneert. Vervoer of bewaar geen
brandbare vloeistoffen, gassen of explosieve materialen in dezelfde ruimte als die
waarin het apparaat zich bevindt of onderdelen of toebehoren daarvan. Voor
auto's met een airbag geldt dat de airbags met zeer veel kracht worden
opgeblazen. Zet geen voorwerpen, dus ook geen geïnstalleerde of draagbare
draadloze apparatuur, in de ruimte boven de airbag of waar de airbag wordt