11
1.6 Installatie van de stoomslang
Benodigde montagematerialen
De stoomslang dient zo kort mogelijk te zijn. De stoomslang mag niet
afsluitbaar zijn, mag niet worden geknikt en moet worden beschermd
tegen invloeden van buitenaf (kromming, vervorming enz.).
Nadat de stoomslang is gemonteerd, is het aan te raden de stoomaanvoer
te testen terwijl de slang warm is. Een waterslot moet eveneens worden
vermeden. Indien bochten in de stoomslang onvermijdelijk zijn, moet een
zo groot mogelijke straal worden aangehouden.
Als de stoomleiding met een stoomslang wordt uitgevoerd, dan mag alleen
de originele stoomslang van NORDMANN worden geplaatst. Bij gebruik van
een ander fabrikaat stoomslang kan Nordmann niet aansprakelijk worden
gesteld in het geval van schade.
Een slangklem wordt gebruikt om de stoomslang te bevestigen aan de
stoomverdeelpijp.
Als u de stoomslang installeert in mantelbuizen, kabelgoten, enz. dient u
rekening te houden met een temperatuurbestendigheid van min. 100
o
C
van deze materialen. Ook bij het gebruik van isolatiematerialen dient u
rekening te houden met de temperatuurbestendigheid.
Het verdient aanbeveling om bij grotere afstanden tussen stoomlucht-
bevochtiger en stoomverdeelpijp een geïsoleerde koperen leiding te
gebruiken. Als de stoomverdeelpijp wordt aangesloten op een geïsoleerde
koperen leiding moeten scherpe bochten zoveel mogelijk worden
vermeden. Elke bocht veroorzaakt namelijk extra weerstand. De koperen
leiding moet bovendien dezelfde diameter hebben als de stoomslang.
Bij lange stoomleidingen met veel bochten en een relatief hoge
kanaalbinnendruk is het mogelijk dat het water in de cilinder voortdurend
te maken heeft met overdruk wat een verminderde capaciteit tot gevolg
heeft.
Juiste installatie!
Figuur nr. 26