Bediening > 131
Gebruiken:
Een vooraf geprogrammeerde snelkoppeling gebruiken:
1. Druk op het bedieningspaneel op de knop Job Programs (Opdrachtprogramma’s)
om het scherm Job Programs (Opdrachtprogramma’s) te openen.
2. Selecteer het nummer van de opdracht die u wilt gebruiken.
3. Selecteer wanneer u hierom wordt gevraagd Yes (Ja) om het programma
uit te voeren of No (Nee) om het scherm te verlaten.
Verwijderen:
Een opdrachtprogrammafunctie verwijderen:
1. Druk op het bedieningspaneel op de knop Setup (Instellingen) om het scherm
Setup (Instellingen) te openen.
2. Druk op de knop Job Programs Setting (Opdrachtprogramma’s instellen).
3. Druk op de knop Delete
4. Selecteer het nummer van de opdracht die u wilt verwijderen.
5. Selecteer wanneer u hierom wordt gevraagd Yes (Ja) om de verwijdering te
bevestigen of No (Nee) om het scherm te verlaten.
De snelheid waarmee stappen worden uitgevoerd wijzigen:
Om de werking van iedere stap beter in de gaten te kunnen houden, kunt u de snelheid
waarmee iedere stap wordt uitgevoerd wijzigen. De snelheid waarmee een stap wordt
uitgevoerd wijzigen:
1. Druk op het bedieningspaneel op de knop Setup (Instellingen) om het scherm
Setup (Instellingen) te openen.
2. Druk op de knop Job Programs Setting (Opdrachtprogramma’s instellen).
3. Druk op de knop Key Speed (Snelheid instellen).
4. Selecteer de gewenste snelheid en druk op Enter.
5. Druk op Close (Sluiten) (tweemaal) om het menu te verlaten.
De naam bewerken:
De naam van een opdrachtprogramma bewerken:
1. Druk op het bedieningspaneel op de knop Setup (Instellingen) om het scherm
Setup (Instellingen) te openen.
2. Druk op de knop Job Programs Setting (Opdrachtprogramma’s instellen).
3. Druk op de knop Edit Title (Naam bewerken).
4. Selecteer het nummer van de opdracht die u wilt bewerken.
5. Gebruik het toetsenbord op het scherm om de gewenste opdrachtnaam in te voeren
of te bewerken.