Kies de lens waarmee uw wilt fotograferen.
Bij deze camera heeft u een voor het 4/3-systeem geschikte lens nodig. Gebruikt u een lens die
daarvoor niet geschikt is, dan is het mogelijk dat het AF (autofocus) en het lichtmeetsysteem niet
goed werken. In sommige gevallen is het zelfs mogelijk dat ook andere functies niet goed werken.
10
Voorbereidingen
Lens op de camera bevestigen
Opmerking
● Houd de lensvatting omlaag gericht wanneer u de cameradop en de lens op de camera zet of
daarvan verwijdert. Op die manier voorkomt u dat stof of andere vreemde deeltjes in het inwendige
van de camera terecht komen.
● Richt de lens, wanneer die op de camera is bevestigd, niet op de zon. Door het versterkende effect
van de lens op het zonlicht dat door de lens binnenvalt kan de camera defect raken en zelfs in
brand vliegen.
●
Haal in stoffige ruimten nooit de cameradop van de camera en zet dan ook niet de lens op de camera.
● Let op dat u cameradop en lensdop niet kwijt raakt.
● Heeft u geen lens op de camera geplaatst, zet dan de cameradop op de camera om te voorkomen
dat stof in het inwendige van de camera terecht komt.
Ⅵ Lens op de camera bevestigen
Cameradop
Achterdop
Lens uitrichtteken (rood)
Uitrichtteken (rood)
Lensdop
Ⅵ Lens van de camera verwijderen
Vrijmaakknop lens
1
Overtuig u ervan dat
de cameraschakelaar
in de stand OFF (Uit)
staat.
1
Overtuig u ervan dat de cameraschakelaar
in de stand OFF (Uit) staat.
2
Verwijder de lens van het camerahuis
door, terwijl u de vrijmaakknop van de
lens ingedrukt houdt, de lens tegen de
wijzers van de klok in te draaien.
Houd het lens uitrichtteken (rood) op de
camera tegenover het uitrichtteken (rood)
op de lens en steek de lens in het
camerahuis. Draai de lens met de wijzers
van de klok mee tot hij hoorbaar op zijn
plaats vast klikt.
Verwijder de lensdop.
Verwijder de
cameradop van de
camera.
Verwijder de
achterdop van de
lens.
23
4
5