Elektronische implantaten
• Oticon adviseert om voor de zekerheid, net als bij gebruik van mobiele telefoons, de
richtlijnen van fabrikanten van implanteerbare defibrillators en pacemakers te volgen.
Houd de toestellen altijd minstens 15 cm van een implantaat, draag ze bijvoorbeeld
nooit in een borstzak.
• Raadpleeg bij een implantaat in het hoofd de fabrikant van het implantaat voor
informatie over een mogelijk risico op storing.
• Het doosje waarin het hoortoestel kan worden opgeborgen heeft een ingebouwde
magneet. Draag dit doosje niet in uw borstzak of in de buurt van uw borst als u
geïmplanteerde apparatuur zoals een pacemaker of defibrillator gebruikt.
Explosieven
• De batterij van uw toestel heeft onvoldoende energie om onder normale gebruiksom-
standigheden brand te veroorzaken. Het toestel is niet volgens internationale eisen op
explosieve atmosferen getest. Het is aan te bevelen uw toestel niet te gebruiken op
plaatsen waar gevaar op explosie bestaat.
Röntgenstraling, CT-, MRI-, PET-scans en elektrotherapie
• Doe uw toestel uit tijdens het maken van bijvoorbeeld een röntgenfoto, bij CT-, MRI-,
PET-scans, elektrotherapie of een operatie. Het toestel kan beschadigen bij blootstel-
ling aan sterke magnetische velden.
Mogelijke bijwerkingen
• Bij gebruik van een hooroplossing kan vermeerdering van oorsmeerproductie optreden.
• De anti-allergene materialen kunnen in zeldzame gevallen huidirritatie veroorzaken.
Ga naar uw (KNO-)arts bij een van deze bijwerkingen.