Standaard instelling
Dit systeem is standaard door de fabriek ingesteld. Indien de programmering moet worden
veranderd, kunt u de instellingen via Systeemprogrammering veranderen.
is het
symbool voor de fabrieksinstelling (Standaard) en voor de instellingen die door de
gebruiker geprogrammeerd zijn (Wijzigen). De door u gedane wijzigingen kunt u noteren in
de Programmeertabellen op bladzijde 3-60 t/m 3-80.
Vereiste telefoon-aansluiting
Voor systeemprogrammering heeft u een systeemtoestel of een standaard toestel (SLT) nodig.
Sluit de telefoon aan op één van de volgende aansluitingen:
• Aansluiting nummer 1
• Aansluiting nummer 2
Alvorens u de programmeermodus activeert
Alvorens u de programmeermodus activeert, controleert u of:
• de hoorn van uw telefoon op de haak ligt.
• er geen gesprekken op uw telefoon in de Wachtstand staan.
De programmeermodus activeren
• de systeem-toegangscode kan worden veranderd via Systeemprogrammering [103] “ van
“Systeem - Toegangscode.”
• Tijdens de programmeermodus wordt uw toestel beschouwt als ware het in gesprek.
• Slechts één telefoon kan op een moment in de programmeermodus zijn.
Volgorde van programmeren
Als u eenmaal in de programmeermodus bent:
Na “#”, zal u één van de volgende tonen horen:
Bevestigingstoon 3 en kiestoon 3:
Deze geeft aan dat de gegevens zijn opgeslagen. U kunt verdergaan met
programmeren door hetzelfde, of een ander programmeernummer in te voeren.
Herkiestoon: Deze geeft aan dat uw invoer ongeldig is. Leg de hoorn op de haak en neem de
hoorn vervolgens weer van de haak. U zult dan kiestoon 3 horen. Door een
programmeernummer in te voeren kunt u opnieuw beginnen met
programmeren.
De programmeermodus verlaten
Druk op terwijl u kiestoon 3 hoort.
✎
Voer het
programmeernummer in.
Voer de
parameters in.
Kies #.