NI-3
Nederlands
Belangrijke informatie
1) Kooktijden
• De in het kookboek opgegeven kooktijden zijn bij benadering
weergegeven. Factoren die invloed hebben op de kookduur zijn: de
begintemperatuur, de hoeveelheid, grootte, afmetingen en vorm van het
voedsel en van de materialen die voor het koken gebruikt worden.
• Het is beter om te kort dan om te lang te koken. Als het voedsel te kort
wordt gekookt, kan het altijd nog een keer in de magnetronoven
geplaatst worden.
N.B.: Als u het voedsel langer kookt dan de aanbevolen kookijden,
kan het verbranden, en in extreme gevallen zelfs vlam vatten.
Hierdoor kan de oven worden beschadigd.
2) Kleine hoeveelheden voedsel
• Kleine hoeveelheden voedsel met een gering
vochtgehalte kunnen uitdrogen, aanbranden of
zelfs verbranden als te lang wordt doorgekookt.
Indien het voedsel vlam vat, dient u de ovendeur
gesloten te houden, de oven uit te zetten en de
stekker uit het stopontact te nemen.
3) Eieren
• Kook met de magnetron geen ongepelde eieren en verwarm geen
hardgekookte eieren. Eieren kunnen ten
gevolge van de druk ontploffen, zelfs na hun
opwarming in de magnetron.
4) Niet poreuze schil
• Voedingsmiddelen zoals aardappelen,
eierdooiers en worstjes hebben geen
poreuze schil en dienen voor het koken
met de magnetronfuctie eerst ingeprikt te
worden met een vork. Zo voorkomt u
eventueel het uit elkaar spatten.
5) Vleesthermometer
• Indien u gebruik maakt van een vleesthermometer voor vlees en
gevogelte, gebruik deze dan alleen wanneer het voedsel uit de
magnetronoven gehaald is. Gebruik geen conventionele vleesther-
mometer indien u de MAGNETRON- of COMBINATIE-functie gebruikt.
Dit kan vonkvorming veroorzaken.
6) Vloeistoffen
• Indien vloeistoffen, zoals soepen, sausen
en drank opgewarmd worden in uw
magnetronoven, kunnen deze bij het
bereiken van het kookpunt gaan
overkoken, zonder dat er enige
aanwijzingen zijn zoals het borrelen.
Dit kan resulteren in een plotseling
overkoken van de hete vloeistof. Om dit te voorkomen, moet men het
volgende doen:
a) Gebruik geen voorwerpen met smalle halzen om vloeistoffen in
op te warmen.
b) Niet teveel verwarmen.
c) Roer de vloeistof voor het verwarmen een keer om en roer op
halve kooktijd de vloeistof nog een keer om.
d) Laat de vloeistof, wanneer deze op de juiste temperatuur is, nog
even in de oven staan en roer goed voordat u het uit de oven
haalt.
7) Verpakkingsmateriaal
• Als u het voedsel in kunststof of papieren
bakjes gaat verwarmen dient u de oven
regelmatig te controleren omdat dit type bakjes
bij oververhitting vlam kunnen vatten.
• Gebruik geen gerecycled papier (bijv.
keukenrol) tenzij het product gemerkt is met
een teken dat dit zonder problemen in een
magnetronoven gebruikt mag worden. Producten gemaakt van
gerecycled papier kunnen verontreinigingen in zich hebben, die
vonkvorming tot gevolg kunnen hebben en/of brand veroorzaken.
• Verwijder metalen sluitingen van verpakkingen voordat u deze in de
oven plaatst.
8) Hulpmiddelen/Folie
• Verwarm nooit gesloten potjes of flessen in de magnetronoven omdat
deze zouden kunnen ontploffen.
• Gebruik tijdens de magnetronfunctie geen metalen schotels of
schotels met metalen randen. Dit kan resulteren in vonk-overslag.
• Als u aluminium folie of vlees spiezen gebruikt, moet er een minimale
afstand van 2 cm tussen de spiezen en de ovenwanden bestaan, dit
om vonk-overslag te voorkomen.
9) Zuigflessen/potjes babyvoeding
• De deksel, de speen of de bovenkant dient van de zuigfles en/of
potjes babyvoeding verwijderd te worden, voordat deze in de oven
geplaatst worden.
• Schud de zuigflessen goed en roer een paar keer door de potjes met
babyvoeding.
• Controleer de temperatuur van het voedsel voor gebruik.