VOOR DE INSTALLATEUR
Installatie
Alleen een erkend elektrotechnisch
installateur mag dit toestel aansluiten!
Schade ontstaan door verkeerd aansluiten of
verkeerd inbouwen valt niet onder de
garantie.
Veiligheidsvoorschriften
Voor een goede werking van het toestel is van
belang:
■ Dat er voldoende ventilatie is (zie
inbouwmaten).
■ Dat de aansluitkabel vrij hangt en niet door
een lade aangestoten wordt.
■ Dat het aanrechtblad minimaal 3 cm dik is.
■ Dat het aanrechtblad vlak is.
■ Indien het toestel dichter dan 5 cm van de
wand geplaatst wordt dient de wand van
warmtebestendig materiaal te zijn. Ook al
wordt het toestel zelf niet warm, de warmte
van bijv. een hete braadpan zou anders de
wand kunnen verkleuren/beschadigen.
Inbouwmaten en beluchting
De elektronica in het toestel heeft koeling
nodig. Hiervoor is de kookplaat aan de
onderzijde voorzien van ventilatieopeningen.
Door deze openingen moet koele lucht
aangezogen kunnen worden. Hiervoor is het
noodzakelijk:
■ In de plint en in de achterzijde van de
keukenkast een rooster te plaatsen met
een doorlaat van 100 cm
2
(zie figuur 11).
Figuur 11: In kombinatie met een oven. Oven
isoleren van kookplaat.
10
11
STORINGEN
Storingen
Wanneer het toestel niet goed werkt, betekent dit niet altijd dat het defect is. Probeer het euvel
eerst zelf te verhelpen. Wanneer onderstaande adviezen niet helpen, bel dan de
service dienst.
Storing
Het apparaat werkt niet. De
lampjes branden niet.
De kookplaat werkt niet, F0
verschijnt in het display.
De ventilator schakelt
spontaan in.
Het kookvlak schakelt
plotseling uit.
De melding F7 verschijnt.
Na inschakelen blijven de
lampjes knipperen.
Oorzaak
Geen elektriciteit.
Omgevingstemperatuur te laag
(5° C) toen de plaat niet op het
net was aangesloten.
Het toestel kontroleert zichzelf
nadat de spanning is
weggevallen.
Ventilatie is onvoldoende.
Oververhitting van de
elektronica in de kookplaat.
Kontakt tussen de
pannen/wand.
Ongeschikte pannen.
Slecht elektrisch kontakt.
Remedie
Elektrische installatie
controleren (hoofdzekering(en),
aansluiting).
Na het aansluiten een minuut of
tien wachten. De meldingen
verdwijnen. U kunt het toestel
gebruiken.
De ventilator schakelt vanzelf
uit.
Controleer de
ventilatieopeningen.
Druk op een willekeurige toets,
de melding verdwijnt. Opnieuw
beginnen op een lagere stand.
Pannen vrij zetten.
Geschikte pan gebruiken (zie
pag. 4).
Controleren of de kabel wordt
aangestoten door de lade. In
dat geval aansluiting laten
wijzigen door installateur.