Het systeem is standaard ingeschakeld.
Druk op de schakelaar in het
instrumentenpaneel om het systeem uit
te schakelen. Het systeem wordt alleen
gedeactiveerd gedurende de huidige
contactcyclus. Druk nogmaals op de
schakelaar om het systeem in te
schakelen. Voor locatie. Zie In één
oogopslag (bladzijde 8).
Motor afzetten
1. Stop de auto.
2. Zet de keuzehendel in de
neutraalstand.
3. Laat het koppelingspedaal los.
4. Laat het gaspedaal los.
Het systeem zet de motor wellicht niet af
onder bepaalde omstandigheden,
bijvoorbeeld:
• Lage accuspanning.
• De buitentemperatuur is te laag of te
hoog.
• Het bestuurdersportier is geopend.
• Lage bedrijfstemperatuur motor.
• Als een snelheid van 5 km/u niet is
overschreden.
• De auto staat op een steile helling.
• De voorruitverwarming of de
achterruitverwarming is ingeschakeld.
• Tijdens regeneratie van het
dieselroetfilter.
Motor starten
N.B.: De keuzehendel moet in de
neutraalstand staan. Als de schakelhendel
niet in neutraal staat, gaat de
start/stop-indicatielamp knipperen en
wordt een bericht weergegeven in de
display.
Druk het koppelingspedaal in.
WAARSCHUWING
Indien het systeem dit vereist, kan de
motor automatisch opnieuw worden
gestart. De motor wordt alleen
automatisch opnieuw gestart wanneer een
van de pedalen wordt ingetrapt. Als geen
pedaal wordt ingetrapt, gaat de
start/stop-indicatielamp knipperen en
wordt een bericht weergegeven in de
display.
Het systeem kan de motor onder bepaalde
omstandigheden weer starten,
bijvoorbeeld:
• Lage accuspanning.
• De voorruitverwarming of de
achterruitverwarming is ingeschakeld.
• De auto beweegt (bijvoorbeeld bergaf
rollen).
87
Start/stop knop