WERKING
Het tractieregelsysteem verbetert de
tractie wanneer een wiel doorspint bij
snelheden tot 40 km/h (25 mph). Wanneer
een wiel begint door te spinnen wijzigt het
tractieregelsysteem de druk naar de
remklauw van dat wiel tot het stopt met
doorspinnen.
GEBRUIK MAKEN VAN
AANDRIJFREGELING
Het traction control systeem is
operationeel wanneer u het contact
aanzet.
De controlelamp van het traction control
systeem knippert wanneer het systeem in
werking is. Geef rustig gas tot het
doorspinnende wiel weer grip heeft.
Het traction control systeem schakelt
tijdelijk uit wanneer het buitensporig vaak
binnen een korte tijd wordt ingeschakeld.
Dit is normaal en heeft geen invloed op het
remsysteem.
Bij uitgeschakeld ESP blijft het traction
control systeem werken. De controlelamp
in de instrumentengroep knippert in dit
geval niet.
99
Aandrijfregeling