GEBRUIK
16
Gevogelte
Deze functie
(
FF CC
)
wordt gebruikt voor het bakken en goudbruin maken van
hele kip of stukken
kip (bouten) tussen 500 g en 2000 g.
Kip wordt gebakken met de microgolven + hetelucht functie.
Gebruik een hittebestendige schaal voor magnetronovens, bij voorkeur van
aardewerk
(minder spatten dan bij glas).
Eerst gaatjes in het vel maken om spatten te voorkomen.
Wrijf de kip in met olie, zout en peper en bestrooi het desgewenst met krui-
den.
Hele kip: zet de schaal op het rooster op niveau 1.
Kippenbouten: tot 900 g, zet de schaal op het rooster op niveau 2.
Laat de kip na het bakken 5 minuten in de oven rusten voordat u het serveert.
Vis
Deze functie (
FF
) wordt gebruikt voor het bakken van vis tussen 100 g en 1000 g.
Alle soorten vis zijn geschikt voor de magnetronoven. U dient er alleen voor
te zorgen dat de vis vers is.
Het bakken geschiedt met de microgolven functie.
U kunt de vis heel, in plakken of als filet bakken. Als u de vis heel bakt, maak
dan een snede in het dikste gedeelte.
Leg de vis in een ronde of ovale magnetronschaal, voeg 2 à 3 eetlepels
water, citroensap of witte wijn toe en bedek het met het deksel of magne-
tronfolie. Breng op smaak na het bakken.
Zet de schaal op het draaiplateau.
Halverwege het bakken hoort u een pieptoon en “ ” knippert op het
display om u eraan te herinneren dat de vis moet worden omgedraaid voor
een beter resultaat.
Groenten
Vers
UU 11
UU 22
Diepgevroren
UU 33
Deze functie wordt gebruikt voor het koken van groenten tussen 100 g en
1000 g.
De groenten worden gekookt met de microgolven functie.
Kies verse groenten en voeg voor het koken toe:
- tot een gewicht van 200 g: 2 eetlepels water
- tot een gewicht van 500 g: 1/2 dl water
- tot een gewicht van 1000 g: 1 dl water
Pas de schaal aan aan het volume van de groenten en bedek het (met uit-
zondering van champignons).
Zet de schaal op het glazen draaiplateau.
Een pieptoon halverwege het bakken geeft aan dat u de groenten moet men-
gen, en “ ” verschijnt op het display. Voeg boter of olie toe en breng op
smaak.
Na de kooktijd de groenten enkele minuten laten rusten voordat u ze ser-
veert.
Met
UU 11
kunnen harde en vezelige groenten worden gekookt:
Spruiten, witte kool in dunne plakjes, wortelen in plakjes, knolselderij in stuk-
jes, enz.
Met
UU 22
kunt u zachte waterhoudende groenten koken:
Courgettes in plakjes of stukjes, prei in dunne ringen, aardappelen
gesorteerd naar grootte en in plakjes gesneden, bladspinazie, venkel,
struikjes bloemkool of broccoli, enz.
Met
UU 33
kunt u diepgevroren groenten koken:
Wortelen in plakjes, struikjes bloemkool of broccoli, spruiten, prei in dunne
ringen, courgettes in plakjes of stukjes, bladspinazie.
hhaannddlleeiiddiinngg vvoooorr aauuttoommaattiisscchhee ffuunnccttiieess