13
RIJDEN
Snelheidsbegrenzer Weergave op het
instrumentenpaneel
1. Selecteren/deactiveren
van de snelheidsbegrenzer.
2. Verlagen van de ingestelde
snelheid.
3. Verhogen van de ingestelde
snelheid.
4. Snelheidsbegrenzer aan/uit.
Het instellen van de snelheid is alleen
mogelijk bij draaiende motor.
108
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer
is ingeschakeld, verschijnen de instel-
lingen van het systeem op het instru-
mentenpaneel.
1. Selecteren/deactiveren
van de snelheidsregelaar.
2. Verlagen van de ingestelde
snelheid.
3. Verhogen van de ingestelde
snelheid.
4. Snelheidsregelaar aan/uit.
Het instellen van een snelheid en het
activeren van de snelheidsregelaar is
alleen mogelijk bij een wagensnelheid
hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde
versnelling (handgeschakelde versnel-
lingsbak).
110
Snelheidsregelaar
Snelheidsregelaar
Snelheidsbegrenzer
IN EEN OOGOPSLAG