6
i
i
i
VEILIGHEID
94
RICHTINGAANWIJZERS
Gebruik de richtingaanwijzers om een
verandering van rijrichting of rijstrook
aan te geven.
Wanneer bij een snelheid van meer
dan 60 km/h de richtingaanwijzers
na meer dan 20 seconden nog
niet zijn uitgeschakeld, wordt
automatisch het knippergeluid
versterkt.
Links: duw de hendel omlaag.
Rechts: duw de hendel omhoog.
ALARMKNIPPERLICHTEN
Gebruik de alarmknipperlichten om
het overige verkeer te waarschuwen in
het geval van file, pech, slepen of een
ongeval.
Schakel omwille van de veiligheid
de alarmknipperlichten in als u de
staart van een file nadert.
Druk de knop A in, de richtingaanwij-
zers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als
het contact is afgezet.
Automatische ontsteking van de
alarmknipperlichten*
Bij een noodstop schakelen de alarm-
knipperlichten, afhankelijk van de rem-
vertraging die optreedt, automatisch in.
De alarmknipperlichten blijven knipperen
totdat er opnieuw gas wordt gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten echter
ook uitschakelen door de knop A in
te drukken.
CLAXON
Gebruik de claxon om medeweggebrui-
kers te waarschuwen bij gevaar.
Druk op een van de spaken van het
stuurwiel.
Gebruik de claxon alleen wanneer
het echt nodig is en in de volgende
gevallen:
- onmiddellijk gevaar,
- naderen van een onoverzichtelijke
bocht.
* Volgens land van bestemming.