19
8 Geavanceerde functies
Aanwijzing: De handset moet op het basisstation zijn aangemeld, zodat de geavanceerde functies die in dit
hoofdstuk worden beschreven, kunnen worden uitgevoerd.
Tijdelijke toonmodus (in de impuls-belmodus)
Wanneer u de impuls-belmodus heeft ingesteld, kunt u na het bezetten van de lijn tijdelijk overschakelen naar
de toonmodus door de STERRETJES -toets ingedrukt te houden. Er wordt een D op het display weergegeven.
Voor alle daaropvolgende cijfers wordt de toon-belmodus gebruikt, totdat u ophangt.
GEAVANCEERDE FUNCTIES
1. Druk de
MENU -toets in.
2. Selecteer
INSTEL en druk de OK -toets in.
3. Selecteer
KIEZEN en druk de OK -toets in. De actuele instelling wordt weergegeven.
4. Selecteer TOON
of PULS.
5. Druk de
OK -toets in om te bevestigen.
Duur van het flashsignaal *
Uw telefoon is in de fabriek voorzien van 2 instelmogelijkheden voor de duur van het flashsignaal. Informeer bij uw
netwerkaanbieder, wanneer u niet zeker weet welke duur van het flashsignaal moet worden ingesteld.
1.
Druk de MENU -toets in.
2.
Selecteer INSTEL en druk de OK -toets in.
3. Selecteer
FLASH en druk de OK -toets in. De actuele flashduur wordt weergegeven.
4. Selecteer
FLASH 1 of FLASH 2.
5. Druk de
OK -toets in om te bevestigen.
Kiesmethode *
Bij levering is de telefoon vooraf ingesteld op de toon-belmodus. Indien nodig kunt u de puls-belmodus instellen.
* afhankelijk van het land
Aanwijzing: deze instelling is nodig, wanneer u bijv. operatordiensten gebruik. Voor het gebruik van sommige
diensten, waartoe u met R + 1, R + 2 en R + 3 toegang kunt krijgen (wachtgesprek, doorschakelen enz.), moet de
instelling van het flashsignaal worden afgestemd.