101
13
Veelgestelde vragen
Video
Symptomen Oplossingen
Er is geen beeld nadat u een ingang
hebt geselecteerd.
Controleer de videoaansluitingen van het bronapparaat.
Voor HDMI, of als V.CONV is ingesteld op OFF en een TV en ander apparaat met verschil-
lende snoeren zijn aangesloten (in De video-opties instellen op bladzijde 68 ), moet u
de TV op deze receiver aansluiten met hetzelfde type videokabel als u hebt gebruikt om
het videoapparaat aan te sluiten. Voor de componentvideo-ingang worden de signalen
alleen uitgevoerd via de HDMI OUT 1 -aansluiting, dus als u de componentvideo-ingang
gebruikt moet u V.CONV op ON zetten.
Controleer of de ingangen op de juiste manier zijn toegewezen voor de apparaten die
zijn aangesloten met componentvideo- of HDMI-kabels (zie Het menu Input Setup op
bladzijde 39).
Controleer de instellingen van de video-uitgang op het bronapparaat.
Controleer of u de juiste video-ingang hebt geselecteerd op de TV.
Sommige apparatuur, zoals videospelletjesapparatuur, heeft resoluties die niet kunnen
worden omgezet. Als het aanpassen van de Resolution-instelling van deze receiver (in De
video-opties instellen op bladzijde 68) en/of de resolutie-instellingen op de apparatuur of
het beeldscherm niet werkt, kunt u proberen om V.CONV (in De video-opties instellen op
bladzijde 68) om te schakelen naar OFF .
Wanneer het apparaat via een HDMI OUT -aansluiting is aangesloten, drukt u op de
HDMI OUT-knop van de afstandsbediening om de HDMI OUT-uitgangsinstelling te
controleren. Voor OUT 2 moet u ook de MAIN/HDZONE -instelling bij ZONE Setup con-
troleren.
Er kan geen video-opname worden
gemaakt.
Controleer of de bron geen kopieerbeveiliging heeft.
De video-omzetter is niet beschikbaar tijdens het maken van opnamen. Controleer of de
recorder en de videobron met hetzelfde type videokabel op de receiver zijn aangesloten.
Het beeld bevat sneeuw, valt soms
weg of is vervormd.
Soms brengt een videorecorder een videosignaal met sneeuw voort, bijvoorbeeld tijdens
het scannen. Het is ook mogelijk dat de beeldkwaliteit gewoon slecht is, bijvoorbeeld bij
sommige videospelletjesapparatuur. De beeldkwaliteit is ook afhankelijk van de instel-
lingen van het weergaveapparaat. Zet de video-omzetter uit en sluit de bron en het weer-
gaveapparaat opnieuw aan met hetzelfde type verbinding (componentvideo of samenge-
stelde video). Probeer hierna opnieuw af te spelen.
Er worden geen videosignalen via de
componentaansluiting uitgevoerd.
Wanneer op de componentaansluiting een monitor wordt aangesloten die alleen compa-
tibel is met resoluties van 480i en er een andere monitor op de HDMI-aansluiting wordt
aangesloten, kunnen de videosignalen mogelijk niet worden uitgevoerd naar de monitor
die op de componentaansluiting is aangesloten. In dit geval doet u het volgende:
— Schakel de monitor uit die op de HDMI-aansluiting is aangesloten.
— Verander in het menu VIDEO PARAMETER de RES -instelling (zie De video-opties
instellen op bladzijde 68).
— De videosignalen van de HDMI-aansluiting kunnen niet via de componentaansluitin-
gen worden uitgevoerd. Laat de videosignalen van de speler of andere bron via de compo-
siet- of componentaansluitingen binnen komen. Bij gebruik van de componentaansluitin-
gen moet u deze toewijzen bij Input Setup (zie Het menu Input Setup op bladzijde 39 ).
De beeldbewegingen zijn niet
natuurlijk.
Wanneer Resolution onder VIDEO PARAMETER op 1080/24p is ingesteld, is het mogelijk
dat het beeld bij sommige bronmaterialen niet juist wordt weergegeven. In dit geval moet
u de resolutie op een andere waarde dan 1080/24p instellen (bladzijde 68 ).
Instellingen
Symptomen Oplossingen
Er wordt voortdurend een fout
gemeld tijdens de Automatic
MCACC-instelling.
Er is mogelijk te veel omgevingsgeluid. Zorg voor zo min mogelijk achtergrondgeluid in
de ruimte (zie ook Problemen tijdens het gebruik van de Automatic MCACC-instelling op
bladzijde 39). Als u het geluidsniveau niet laag genoeg kunt houden, zult u het surround-
geluid handmatig moeten instellen (bladzijde 88 ).
Bij gebruik van slechts één surround-achterluidspreker sluit u deze op de SURROUND
BACK L (Single) aansluitingen aan.
Om een 5.1-kanaals luidsprekergroep te gebruiken, gebruikt u de surroundluidsprekers
voor het surroundkanaal en niet voor het surround-achterkanaal.
Controleer of er zich geen obstakels tussen de luidsprekers en de microfoon bevinden.
Als Reverse Phase wordt weergegeven, probeert u het volgende:
— De polariteit (+ en –) van de luidsprekerdraden kan omgekeerd zijn. Controleer de
aansluitingen van de luidsprekers.
— Afhankelijk van het type luidsprekers en de installatie-omstandigheden kan er
Reverse Phase worden weergegeven, zelfs wanneer de luidsprekers juist zijn aangeslo-
ten. In dit geval selecteert u GO NEXT waarna u doorgaat.
— Als de luidspreker niet naar de microfoon is gericht (luisterplaats) of als luidsprekers
worden gebruikt die de fase beïnvloeden (dipool-luidsprekers, reflectie-luidsprekers enz.),
is het mogelijk dat de polariteit niet juist kan worden bepaald.
Na de Automatic MCACC-instelling
is de instelling van het luidspreker-
formaat onjuist.
Er is mogelijk achtergrondgeluid met een lage frequentie in de ruimte, bijvoorbeeld van
een airconditioner, motor of een ander apparaat. Zet alle andere apparatuur in de ruimte
uit en voer de Automatic MCACC-instelling nogmaals uit.
Afhankelijk van een aantal factoren (basweergave-eigenschappen van de luidsprekers,
grootte van de ruimte, plaats van de luidsprekers enz.) kan dit in enkele gevallen voor-
komen. Wijzig de luidsprekerinstelling handmatig in Speaker Setting op bladzijde 88 en
gebruik de optie ALL (Keep SP System) bij het menu Auto MCACC in Automatic MCACC
(Expert) op bladzijde 81 als dit een terugkerend probleem is.
De luidsprekerafstand kan niet
nauwkeurig worden ingesteld.
Controleer of alle luidsprekers in fase zijn (zorg ervoor dat de positieve (+) en negatieve
(–) aansluitingen met elkaar overeenstemmen).
Op het display wordt KEY LOCK ON
weergegeven wanneer u instellingen
probeert te verrichten.
Zet de receiver stand-by en druk ongeveer 5 seconden op u STANDBY/ON terwijl u
SPEAKERS ingedrukt houdt om de toetsvergrendeling uit te schakelen.
De laatste instellingen zijn gewist. De stekker is uit het stopcontact gehaald terwijl u de instelling aanpaste.
De instellingen worden alleen opgeslagen indien de subzones zijn uitgeschakeld. Schakel
alle zones uit voordat u de netsnoerstekker losmaakt.
De diverse systeeminstellingen zijn
niet opgeslagen.
Haal de stekker niet uit het stopcontact terwijl u de instellingen uitvoert. (De instellingen
worden opgeslagen wanneer zowel de hoofdzone als de secundaire zone worden uitge-
schakeld.) Schakel alle zones uit voordat u de stekker uit het stopcontact haalt.)
Bepaalde luisterfuncties of
HOME MENU-onderdelen kunnen
niet worden geselecteerd.
Wanneer Operation Mode op Basic staat, worden de door Pioneer aanbevolen instel-
lingen gemaakt en kunnen niet alle functies worden gebruikt. Om alle functies zonder
beperkingen te kunnen gebruiken, zet u Operation Mode op Expert (zie Instelling bedie-
ningsstand op bladzijde 40).