NEDERLANDS – 17
1.4 UW BORSTBAND DRAGEN
Gecodeerde hartslagtransmissie verkleint de kans op interferentie van andere hartslagmeters die worden gebruikt door
mensen bij u in de buurt. Houd de fi etscomputer binnen het bereik van de borstband (één meter), zodat u er zeker
van bent dat het zoeken naar de gecodeerde gegevens lukt, waardoor problemen bij de controle van uw hartslag worden
voorkomen. Controleer of zich in uw nabijheid geen mensen bevinden die ook een hartslagmeter dragen en dat er in uw
omgeving geen elektromagnetische storingsbronnen zijn (zie “Veilig gebruik van de fi etscomputer” op pagina 60 voor meer
informatie over interferentie).
Als u uw hartslag wilt meten, moet u de borstband omdoen.
1. Bevochtig de delen van de band die de elektroden bevatten grondig met behulp van
stromend water.
2. Bevestig het zendgedeelte aan de band. Plaats de letter L op het zendgedeelte naast het
woord LEFT (Links) op de band en klik de sluiting dicht. Stel de lengte van het elastische
bandje zo in dat de borstband strak maar comfortabel zit. Bevestig de band precies onder de
borstspieren om uw borst en klik de tweede sluiting dicht.
3. Zorg ervoor dat de vochtige elektroden dicht tegen de huid liggen en dat het Polar logo van
het zendgedeelte rechtop in het midden zit.
Zie het volgende hoofdstuk voor meer informatie over het meten van uw hartslag.
Om het zendgedeelte los te koppelen van de band, drukt u erop met de duim en wijsvinger en draait u
uw hand zoals in de afbeelding wordt aangegeven.
Opmerking: Als uw hartslag niet wordt weergegeven, controleert u of de elektroden van de borstband vochtig zijn en
of de band strak genoeg zit.
1.
2.
3.
18 – NEDERLANDS
2. TRAINING
2.1 DE TRAINING REGISTREREN EN DE HARTSLAG METEN
U kunt zeven trainingsbestanden opslaan. U kunt een training op twee manieren registreren. Als u de functie AutoStart
inschakelt, wordt de registratie van uw training automatisch gestart en gestopt wanneer u respectievelijk begint en stopt
met fi etsen. Als de functie AutoStart is uitgeschakeld, kunt u de registratie van uw training starten door op de MIDDELSTE
knop te drukken. Zie pagina 45-46 voor meer informatie over het gebruik van de functie AutoStart.
1. Draag de borstband zoals wordt beschreven in het gedeelte “De borstband dragen” op pagina 17. Zie pagina 12-16 voor
meer informatie over het bevestigen van de stuurhouder en de snelheids- en trapfrequentiesensoren.
2. Activeer de fi etscomputer door op de middelste knop te drukken. Start vanuit de functie Time. Uw hartslag wordt
automatisch geregistreerd. Wacht 15 seconde totdat uw hartslag wordt waargenomen en het hartslagsymbool
met kader verschijnt*. De trainingstijd wordt nog niet geregistreerd.
3. Stel de fi etscomputer op de stuurhouder in.
• Als u AutoStart on hebt geselecteerd, worden uw hartslag en snelheid op het display weergegeven zodra u begint met
fi etsen.
• Als u AutoStart off hebt geselecteerd, kunt u beginnen met de registratie van uw training door op de MIDDELSTE knop
te drukken zodra uw hartslag en snelheid op het display worden weergegeven.
Ook de timer voor de trainingsduur begint te lopen.
4. • Wanneer u stopt met fi etsen, wordt de registratie van uw training automatisch beëindigd als u AutoStart on hebt
geselecteerd.
• Als u AutoStart off hebt geselecteerd, kunt u de training beëindigen door op de LINKERKNOP te drukken. Zie pagina 25
voor meer informatie over het beëindigen van de training.