45
NOODOPROEP: (Babycall) (alleen handset(s))
Elke handset kan zodanig geprogrammeerd worden dat alleen een door u
voorgeprogrammeerd (nood)nummer wordt gekozen. Dit nummer kan het alarm-
nummer 112 zijn of het nummer waar u op dat moment bereikbaar bent.
programmeren / wijzigen noodnummer:
1. druk toets PROG
2. voer via het toetsenbord de code 13 in
is reeds een nummer geprogrammeerd, dan komt dit nu in het
display; is dit nummer OK, ga dan naar stap 4; is een nieuwe
nummer gewenst, wis het oude dan uit door herhaaldelijk op
toets te drukken
3. voer via het toetsenbord het (nieuwe) te kiezen (nood)
telefoonnummer in (max 24 cijfers)
4. druk de OK-toets om het nummer vast te leggen
5. druk de C-toets om terug te keren naar de ruststand
Let op: deze functie wordt nu direct ingeschakeld en het ingeprogrammeerde
nummer wordt nu direct gekozen; druk op toets om het kiezen te onder-
breken.
in/uitschakelen noodoproep
1. druk toets PROG
2. voer via het toetsenbord de code 12 in, het display geeft
rechts de huidige instelling weer
3. gebruik de toetsen ∆ en ∇ om te wisselen tussen:
0 = noodoproep uitgeschakeld
1 = noodoproep ingeschakeld
4. druk de OK-toets om de keuze vast te leggen
5. indien u de functie uitschakelde, dan nu op de C-toets drukken
om terug te keren naar de ruststand, schakelde u de functie
zojuist in, dan deze toets niet indrukken
* Een ingeschakelde noodoproep-functie wordt weergegeven door het
continu oplichten van het symbool in het display, samen met het te
kiezen telefoonnummer.
* Let op een eventueel voorloopcijfer in het geval u belt via een huis- of
kantoorcentrale (meestal een 0).
* Een noodoproep wordt geactiveerd bij het indrukken van welke toets dan ook,
uitgezonderd de toets PROG.
* Inkomende oproepen kunnen normaal aangenomen worden.
* Een noodoproep beëindigen door de handset in de basis te plaatsen of
door toets in te drukken.
* Bij multi-handset: elke handset dient apart geprogrammeerd te worden.