3. SPEED ∇:
A. Bij het instellen kunt u deze knop gebruiken om de waarde te
verlagen van de tijd, afstand, en calorieën.
B. Tijdens het lopen kunt u met deze knop de snelheid
verminderen met 0,5 km/uur. Om de snelheid sneller te
verminderen kunt u de knop langer dan 2 seconden ingedrukt
houden.
C. In het U1, U2, of U3 programma kunt u deze knop gebruiken
om het weerstand- of snelheidsprogramma te kiezen.
4. START/STOP: Het starten of stoppen van de loopband.
5. ENTER/RESET:
A. Met deze knop kunt u de gekozen programmakeuze
bevestigen.
B. Met deze knop kunt u ook de ingestelde waarde van de tijd,
afstand en calorieën bevestigen.
C. Deze knop kan tevens gebruikt worden om het
snelheidsprofiel in het U1, U2, of U3 te bevestigen.
6. PULSE RECOVERY:
Dit is een functie om de conditie te testen door te kijken naar het
herstel van de hartslag; met een schaal van F1 tot F6. F1 is het
beste en F6 het slechtste; met een toename van 0,1. Om de test
goed te laten verlopen dient de gebruiker direct na het trainen
op de RECOVERY knop te drukkenen te stoppen met trainen.
Wanneer de knop wordt ingedrukt dient ook de hartslag meter
goed te worden toegepast. De test zal ongeveer een minuut in
beslag nemen en het resultaat zal te zien zijn op het SPEED
scherm.
7. INCLINE UP & DOWN
A. INCLINE UP: Het loopvlak laten stijgen, waardoor u
bergopwaarts loopt.
B. INCLINE DOWN: Het loopvlak laten dalen, waardoor u
bergafwaarts loopt.