34
Rijden met uw scootmobiel
Stoepraden en obstakels: Rijd geen stoepraden of obstakels op die hoger zijn dan 7,5 cm.
Wanneer u een stoeprand of obstakel oprijdt, leun dan voorover. Doordat meer gewicht op de
voorzijde van de scootmobiel leunt, blijft het voertuig stabiel.
Heuvels en hellingen: Leun voorover wanneer u een heuvel op rijdt. Zorg ook voor genoeg
snelheid met het voertuig. Stop niet en draai ook de scootmobiel op de heuvel niet om! Als
u tijdens het oprijden van de heuvel tóch wilt omkeren, rij dan door tot u een stuk vlakke grond
bereikt en keer daar om. Leun voorover als u de heuvel oprijdt, en (indien nodig) voer de snelheid
langzaam op. Kom niet tot stilstand voordat u boven bent. Controleer of de accu voldoende
geladen is.
Leun achterover als u een heuvel afrijdt, en stel de snelheid in zo laag als mogelijk.
Rijd niet dwars de helling over, rijd altijd in een rechte lijn de heuvel op en af.
RIJD NOOIT ACHTERUIT DE HEUVEL AF!!
Draaien: Minder uw snelheid en kijk in de richting die u op wilt rijden. Als er een blinde hoek zit,
gebruik dan de claxon
Slecht weer: Als het sneeuwt of ijzelt, blijf dan thuis. Ijs, sneeuw en gladde oppervlakken zoals
putdeksels en nat gras kunnen invloed hebben op de werking van de remmen en de besturing.
Wees daarom altijd op uw hoede.
Op drukke plekken: Rijd voorzichtig. Als u op de stoep rijdt of in een winkelcentrum, park of
parkeerplaats, rijd dan niet te hard. Anderen horen u niet aankomen! Zorg er daarom zelf voor dat
u zich bewust bent van andere mensen en dieren om u heen.