Hoofdstuk 4: Calibratie
27
Hoofdstuk 4: Calibratie
4.1 Inleiding
De werkzaamheden in dit hoofdstuk moeten worden uitgevoerd
voordat de apparatuur wordt gebruikt, om de prestaties van het
instrument aan het schip aan te passen.
De werkwijzen voor calibratie zijn in diagrammen van de volgorde van
toetsaanslagen en schermen weergeven. Alle toetsen moeten kort
worden ingedrukt, tenzij anders vermeld.
Conformiteit met EMC-normen
Controleer de installatie voordat u op zee gaat varen altijd op eventuele
storingen door radiogolven, starten van de motor enz.
4.2 Calibratie door gebruiker
Via calibratie door gebruiker kunt u:
• De gewenste eenheid voor de weergave van snelheid instellen: KTS
(knopen), MPH (mijl per uur) of KPH (kilometer per uur).
• De eenheid voor de watertemperatuur selecteren: °C of °F.
• De reactiesnelheid van de snelheidsweergave instellen. Gebruik een
hoge reactiesnelheid wanneer de vaaromstandigheden snel bijwer-
ken van de huidige snelheid vereisen (bijv. bij wedstrijdzeilen of op
een motorboot). Gebruik een lagere waarde wanneer u een
gemiddelde snelheid over een langere periode nodig hebt (bijv. bij
langere reis op hoge zee).
• De weergegeven snelheid corrigeren, via het scherm calibratie-
factor, of door snelheid over de grond (Speed Over Ground, SOG)
als de huidige snelheid te selecteren. Het schip moet met 0,5 KTS of
sneller varen en via SeaTalk SOG ontvangen om SOG als huidige
snelheid te kunnen instellen. Dit kan alleen in rustig vaarwater.
• De reactiesnelheid van de diepteweergave instellen. Gebruik een
hogere waarde wanneer de vaaromstandigheden snel bijwerken van
de diepte-informatie vereisen (bijv. in kustwateren, met name bij
hoge vaarsnelheid). Gebruik een lagere reactiesnelheid wanneer u
een gemiddelde diepte over een langere periode nodig hebt (bijv.
zeereis).
Hoofdstuk 4: Calibratie
27
Hoofdstuk 4: Calibratie
4.1 Inleiding
De werkzaamheden in dit hoofdstuk moeten worden uitgevoerd
voordat de apparatuur wordt gebruikt, om de prestaties van het
instrument aan het schip aan te passen.
De werkwijzen voor calibratie zijn in diagrammen van de volgorde van
toetsaanslagen en schermen weergeven. Alle toetsen moeten kort
worden ingedrukt, tenzij anders vermeld.
Conformiteit met EMC-normen
Controleer de installatie voordat u op zee gaat varen altijd op eventuele
storingen door radiogolven, starten van de motor enz.
4.2 Calibratie door gebruiker
Via calibratie door gebruiker kunt u:
• De gewenste eenheid voor de weergave van snelheid instellen: KTS
(knopen), MPH (mijl per uur) of KPH (kilometer per uur).
• De eenheid voor de watertemperatuur selecteren: °C of °F.
• De reactiesnelheid van de snelheidsweergave instellen. Gebruik een
hoge reactiesnelheid wanneer de vaaromstandigheden snel bijwer-
ken van de huidige snelheid vereisen (bijv. bij wedstrijdzeilen of op
een motorboot). Gebruik een lagere waarde wanneer u een
gemiddelde snelheid over een langere periode nodig hebt (bijv. bij
langere reis op hoge zee).
• De weergegeven snelheid corrigeren, via het scherm calibratie-
factor, of door snelheid over de grond (Speed Over Ground, SOG)
als de huidige snelheid te selecteren. Het schip moet met 0,5 KTS of
sneller varen en via SeaTalk SOG ontvangen om SOG als huidige
snelheid te kunnen instellen. Dit kan alleen in rustig vaarwater.
• De reactiesnelheid van de diepteweergave instellen. Gebruik een
hogere waarde wanneer de vaaromstandigheden snel bijwerken van
de diepte-informatie vereisen (bijv. in kustwateren, met name bij
hoge vaarsnelheid). Gebruik een lagere reactiesnelheid wanneer u
een gemiddelde diepte over een langere periode nodig hebt (bijv.
zeereis).