INSTALLATIE ONTLUCHTEN
Wijzigingen voorbehouden
Art. nr. 52.245/250/02.98/Bo.
Zo ontlucht u uw installatie:
1. Zet de kamerthermostaat op maximale stand.
Stook de installatie op tot circa 80°C.
2. Schakel het toestel en de circulatiepomp uit.
3. Wacht 10 minuten.
4. Ontlucht de installatie op alle ontluchtingspunten.
5. Vul de installatie indien noodzakelijk bij (1,5 bar).
Vul de vulslang vòòr het aankoppelen op de instal-
latie geheel met water (i.v.m. lucht)!
6. Herhaal zonodig de punten 1 t/m 5.
Opmerking:
Een slecht ontluchte installatie kan aanleiding geven
tot circulatiestoringen en hinderlijke geluiden in
toestel, leidingen en radiatoren.
Remeha B.V.
Postbus 32
7300 AA Apeldoorn
IN BEDRIJF STELLEN
1. Controleer of de waterdruk van de installatie vol-
doende is.
De manometer mag minimaal 1,0 bar aangeven
(zonodig de installatie bijvullen tot 1,5 bar).
2. Open de gashoofdkraan.
3. Schakel de circulatiepomp in, voor zover deze niet
door de ketel of de regeling geschakeld wordt.
4. Als geen externe regeling aanwezig is, de ketelther-
mostaat op de gewenste waarde (b.v. 85°C) en de
kamerthermostaat op de hoogst mogelijke tempera-
tuur instellen.
5. Schakel de elektrische voeding van het toestel in.
6. Schakel de branderschakelaar in. Na een vooront-
steektijd van ca. 15 sec. wordt de eerste veiligheids-
klep geopend. De startbrander wordt ontstoken en
bij een voldoende sterk vlamsignaal (min. 3-4 µA,
veiligheidstijd 10 sec.) wordt de ontsteking uitge-
schakeld. Na een vertraging van ca. 20 sec. wordt
het eerste gasblok (7 leden: rechts, 10-20 leden:
links) geopend en direct daarna, als de gasdruk-
schakelaar op het eerste branderbed voldoende
gasdruk signaleert, ook het tweede gasblok. De
hoofdbranders worden ontstoken.
De ketel is nu in bedrijf.
7. Stel de kamerthermostaat in op de gewenste
waarde.
1. Schakel de hoofdschakelaar uit (op stand ‘0’).
2. Sluit de gastoevoerkraan.
UIT BEDRIJF NEMEN
Let op!
Denk om bevriezingsgevaar.
STORINGEN
Voordat u uw installateur te hulp roept, controleer eerst
zelf even of:
• de gaskraan geopend is;
• de beveiligingsautomaat in storing staat
(lamp brandt); zo ja, de resetknop indrukken;
gaat het toestel direct weer in storing:
installateur waarschuwen;
• een elektrische schakelaar misschien ‘verkeerd’ staat;
• de huiszekeringen niet zijn doorgebrand;
• de ketelthermostaat hoog genoeg ingesteld staat of
de regeling ‘vragend’ staat;
• de hoofdschakelaar op stand ‘1’ staat;
• de maximaalthermostaat in storing staat: de reset-
knop indrukken;
• de kamerthermostaat op de juiste temperatuur inge-
steld staat;
Als gebruiker mag u zelf niets aan het toestel en/of
installatie wijzigen.
In geval van bevriezingsgevaar adviseren wij u die radia-
toren, welke onder normale omstandigheden gesloten
zouden zijn, geheel of gedeeltelijk te openen en de ka-
merthermostaat, in geval van nachtverlaging, niet lager
in te stellen dan b.v. 15°C en bij langdurige afwezigheid
de installatie af te tappen.
LET OP!
Denk erom dat uw ketel jaarlijks een inspectiebeurt dient
te krijgen.
Energie besparen?
Vraag bij uw Energiebedrijf de handige nationale Ener-
giediskette aan, deze staat boordevol nuttige tips over
energiebesparing en zuinig stoken.