n Het uitvallen van belangrijke functies van de
apparatuur.
n Het feit dat voorgeschreven methodes betref-
fende normaal en technisch onderhoud niet
werken.
n Het in gevaar brengen van personen door elek-
trische en mechanische effecten.
1.5
Veiligheidsbewust werken
De in deze handleiding vermelde veiligheidsin-
structies, de bestaande nationale voorschriften ter
voorkoming van ongevallen evenals eventuele
interne arbeids-, bedrijfs- en veiligheidsvoor-
schriften van het bedrijf moeten in acht worden
genomen.
1.6
Veiligheidsvoorschriften voor
de exploitant
De veiligheid van de apparaten en componenten is
alleen gegarandeerd bij het bedoeld gebruik en in
volledig gemonteerde toestand.
n Het plaatsen, installeren en onderhouden van
de apparaten en componenten mag alleen
gebeuren door vakpersoneel.
n Eventueel aanwezige aanraakbescherming
(rooster) voor bewegende delen mag niet
worden verwijderd bij een apparaat dat in
bedrijf is.
n De bediening van apparaten of componenten
met zichtbare defecten of beschadigingen is
verboden.
n Het aanraken van bepaalde onderdelen of
componenten van de apparaten kan brand-
wonden of letsel veroorzaken.
n De apparaten of componenten mogen niet
worden blootgesteld aan mechanische belas-
ting, extreme vochtigheid of extreme tempera-
turen.
n Ruimten waarin koudemiddel kan lekken vol-
doende te laden en te ventileren. Anders
bestaat er gevaar voor verstikking.
n Alle delen van de behuizing en openingen, bijv.
luchtin- en uitgangen, moeten vrij zijn van
vreemde voorwerpen, vloeistoffen of gassen.
n De apparatuur dient tenminste eenmaal jaar-
lijks door een deskundige gecontroleerd te
worden. Visuele controles en reinigingswerk-
zaamheden mogen in spanningsloze toestand
door de gebruiker uitgevoerd worden.
1.7 Veiligheidsvoorschriften voor
montage-, onderhouds- en
inspectiewerkzaamheden
n Bij het installeren, het repareren, het onder-
houden of het reinigen van de apparaten
moeten geschikte maatregelen worden
genomen om de van de apparaten uitgaande
gevaren voor personen te voorkomen.
n Het opstellen, aansluiten en gebruik van de
apparaten en componenten moet volgens de
gebruiks- en bedrijfsomstandigheden uit de
gebruikshandleiding en de geldende lokale
voorschriften gebeuren.
n Men dient zich aan de regionale verordeningen
en wetten te houden, zoals de wet op de
waterhuishouding.
n De elektrische voeding moet worden aange-
past aan de eisen van de apparaten.
n De apparaten mogen uitsluitend op die punten
worden bevestigd die de fabrikant hiervoor
heeft voorzien. De apparaten mogen uitslui-
tend aan constructies of wanden of op vloeren
worden bevestigd of geplaatst die deze belas-
ting kunnen dragen.
n Apparaten voor mobiel gebruik moeten veilig
en verticaal op een geschikte ondergrond
opgesteld worden. Apparaten voor stationair
bedrijf mogen alleen in vast geïnstalleerde toe-
stand gebruikt worden.
n De apparaten en componenten mogen niet
worden gebruikt op plaatsen met verhoogd
risico op beschadigingen. De minimale vrije
ruimte moet worden aangehouden.
n De apparaten en componenten moeten vol-
doende veiligheidsafstand hebben ten opzichte
van ontvlambare, explosieve, brandbare,
agressieve en vervuilde zones en atmosferen.
n Veiligheidsinrichtingen moeten niet worden
gewijzigd of omzeild.
1.8 Zelfstandige ombouw en
veranderingen
Het ombouwen of wijzigen van de apparaten of
componenten is niet toegestaan en kan storingen
veroorzaken. De veiligheidsvoorzieningen mogen
niet worden veranderd of overbrugd. De originele
reserveonderdelen en door de fabrikant geautori-
seerde accessoires zijn afgestemd op de vereiste
veiligheid. Het toepassen van andere onderdelen
kan leiden tot het vervallen van de aansprakelijk-
heid voor gevolgen daarvan.
REMKO BL...DC
6