bestell nr.
2,4 GHz: F 8066
T-12 FG
• Als de ‘link-functie’ ingeschakeld is , wordt er in de
bestaande mixer ‘ meegemixt, zodat beide aileronkanalen
aangestuurd worden.
• De linkmode kan van ÚIT’(voorinstelling) naar + of – omge-
zet worden. Het + of – teken geeft de werkingsrichting aan.
Het instellen gebeurt door te draaien aan de 3D hotkey.
• Ter afsluiting kunnen de trimfuncties ingesteld worden. Er
moet vastgelegd worden, hoe de trimming van beide kana-
len moet werken. In het veld ‘trim’ is er de mogelijkheid
‘UIT’ of ‘AAN’ in te stellen. Bij ‘AAN’werkt de trimming van
het masterkanaal ook op het slavekanaal. In het andere
geval zijn beide kanalen ontkoppeld. Na het markeren van
het veld, wordt de mode omgeschakeld met de 3D hotkey
en bevestigd met ENTER.
• Het programmeren van het slavekanaal
De instellingen verlopen volgens dezelfde procedure. Het
slave-veld markeren, met de 3D hotkey, de functie bepalen
en de keuze met ENTER bevestigen. Indien gewenst de
‘link’mode zoals eerde beschreven, activeren.
• Nu moet er vastgelegd worden, welke AFR-mode voor het
slavekanaal moet gelden.(STK->STK= stick to stick mode)
“STK-STK’= UIT
• De masterfunctie werkt op het slavekanaal zonder de voo-
ringestelde master-stuurgeverinstellingen en mixt alleen
maar op het gekozen slavekanaal.
• ‘STK-STK’ = ON
In deze mode worden de master-stuurgeverinstellingen ,
zoals D/R, AFR, EXPO, enz. ook naar het slavekanaal
gemixt. Bovendien werken in deze mode de mixfuncties
ook in op eventueel verdere mixingen van het slavekanaal.
Voorbeeld: modeltype 2 ailerons:
Een mixing van hoogteroer op aileron in de ‘STK-STK’mode
werkt op beide ailerons.
Kies de betreffende mode en schakel eventueel om van
‘AAN’naar ‘UIT’, door te draaien met de 3D hotkey. Met de
EDIT toets bevestigen.
• Instellingen om fijnafstemming in te voeren
Er kan een gever geprogrammeerd worden, waarmee een
fijnafstemming van de mixerinstelling doorgevoerd kan wor-
den. Het omzetten gebeurt in de regel ‘FIJN_TRIM’. Eerst
moet de gewenste gever’GEVR’bepaald worden.Markeer
hiertoe het veld ‘gevr’en bevestig met EDIT. Maak nu een
keuze met de 3D hotkey. Er kan uit alle gevers een keuze
gemaakt worden.
Nu moet de bedrijfsmode voor de gever bepaald worden.
de keuze gebeurt via de bekende procedure. Het veld
‘mode met de 3D hotkey markeren en met ENTER bevesti-
gen. Er zijn nu vier modi beschikbaar. De functie wordt
schematisch in het display weergegeven:
In de middenstelling van de gever bedraagt de mix-
rate 0%, wordt de gever naar rechts of links bewo-
gen, dan zal de waarde groter resp. kleiner worden.
In de middenstelling van de gever bedraagt de mix-
rate 0%, wordt de gever naar rechts of links bewo-
gen, dan zal de waarde groter resp. kleiner worden.
In de rechter eindpositie van de gever bedraagt de
mixrate 0%, wordt de gever naar links bewogen dan
neemt de waarde toe.
In de middenstelling van de gever bedraagt de mix-
rate 0%, wordt de gever naar rechts of links bewo-
gen, dan neemt de waarde toe.
• Servosnelheid / vertagingstijd instellen
In de regel ‘SNELH’ kan voor beide looprichtingen ‘in’en
‘uit’ een snelheid ingevoerd worden. Het instelbereik ligt
tussen 0 en 27 stappen. Hierbij geldt: hoe hoger het getal,
hoe langzamer de servo loopt, stapgrootte 27 wil zeggen
een vertraging van 9 seconden. Met de 3D hotkey wordt de
vertraging ingesteld. De standaardinstelling bedraagt’0’.
Door de ENTER toets minstens 1 sec. in te drukken, wordt
teruggekeerd naar de basisinstelling.
In de onderste regel ‘vertr’ kan er voor de inschakel- en uit-
schakelfase een vertragingstijd ingesteld worden van 0 tot
4 seconden.Hiermee wordt de tijd bedoeld die verloopt tus-
sen het moment van inschakelen en het moment dat mixer
werkzaam wordt. Met ‘stop’ wordt een uitschakel-vertra-
gingstijd geprogammeerd.
Om de tijden in te stellen, moet met de 3D hotkey het veld
gemarkeerd worden en met ENTER bevestigd. Stel nu de
tijd in en bevestig met ENTER De standaard-vertragingstijd
is 0,0 sec. Door de ENTER toets minstens 1 sec. in te druk-
ken wordt er teruggekeerd naar de standaardinstelling.
• Master/slave functie
Met de master-slave functie kunnen de vooringestelde en
geprogrammeerde curven via een schakelaar gestuurd wor-
den. In de slave-mode kan een bepaald eindpunt in een van te
voren ingestelde tijd doorlopen worden.Hierbij wordt niet op
eventuele tussenpunten maar wordt alleen maar op het eind-
punt gelet. In de mastermode is dit anders, met deze mode
kan een curve van 17 punten gevormd worden die bij een
ingeschakelde functie met alle punten rekening houdt. Dit
betekent dat binnen enkele seconden een modelvliegtuig een
compleet nieuwe setup kan krijgen, of dat alleen maar even-
tuele vliegeigenschappen omgezet worden.
• Offset-mixer programmeren
Deze mixer wordt gebruikt om b.v. een vaste waarde bij een
bepaalde functie, d.m.v. een schakelaar bij te mixen.Bij een
offset-mixer is dus geen masterkanaal nodig. De mixer wordt
geactiveerd door MIXER om te zetten naar OFFSET.
45