bestell nr.
2,4 GHz: F 8050
FX-30
In het tweede displayvenster wordt de acceleratiefunctie inge-
steld in een afgekaderd vak. ( zie ook hfdst 15.3, pag 64) Er
kan voor beide maximaaluitslagen van de pitch-stuurknuppel
(min en max) elk gescheiden een %-waarde (rate) ingesteld
worden. Hietoe het veld markeren , met de 3Dhotkey de instel-
ling doorvoeren en de programmering met EDIT afsluiten. De
instelling wordt in %-waarde in het veld weergegeven.
In het veld ‘demping’ kan een tijd in %-waarde ingevoerd wor-
den, waarmee vastgelegd wordt , hoe lang de functie na het
beëindigen van de verstelling moet werken. In de onderste
regel “ACT POS’kan voor beide een punt vastgelegd worden,
van waaruit de functie werkzaam moet worden. Hiertoe het
betreffende veld markeren, de instelling met de 3D Hotkey
invoeren en dan de procedure met EDIT afsluiten
15.9 AUTOPILOOT INSTELLINGEN
Met behulp van deze functie kan de gevoeligheid van een
autopiloot( voortaan gyro genoemd) vanuit de zender ingesteld
worden. Naast de gyrogevoeligheid in %-waarde kan ook het
gyrotype gekozen worden. Voor een gyro kunnen er per vlieg-
toestand drie voorgeprogrammeerde gyro-instellin-
gen(gevoeligheid) ingevoerd worden.(rate 1,2 en3) en zijn per
schakellar afroepbaar.Bovendien kan, zoals bij vele functies,
vastgelegd worden of de optie voor alle of voor iedere vlieg-
toestand apart moet werken (COMB- of APART-mode).
Markeer met de 3Dhotkey de ‘GYRO’functie in het helikopter-
model-menu en bevestig dit met EDIT. Het display ziet er als
volgt uit:
Het menu heeft drie identieke vensters voor de instelling van
drie verschillende gevoeligheden (RATE 1-3).
Ook deze functie moet eerst in de regel ‘ACT/INA’geactiveerd
worden. Eerst het veld markeren, de instelling met de 3Dhot-
key invoeren en de activering met EDIT afsluiten. In het veld
wordt dan afhankelijk van de stand van de schakelaar ‘AAN’of
‘UIT’weergegeven.
In de regel ‘TYPE’wordt het gebruikte gyrotype ingesteld. Voor
de AVCS- of heading-hold gyro wordt als type ‘NORM’ geko-
zen. In de regel ‘SCHAK’ kan volgens de bekende procedure
een schakelaar en de bedieningsrichting voor de gevoeligheid,
toegewezen worden.
De standaard instelling staat op ‘NUL’d.w.z. de functie is altijd
ingeschakeld. De uitwerkingen en de invoer voor de mogelijke
instelling van ‘COMB’- of ‘APART’mode zijn reeds meerdere
malen beschreven. Ze worden in de regel ‘mode’ingesteld.
In de regel ‘mode’kan ingevoerd worden , of de gebruikte gyro
in het ‘AVCS’(heading hold)- of in de normale mode moet wer-
ken. Voor verdere instructies gelieve de handleiding van de
gebruikte gyro te raadplegen.
Onder “FIJN-TRIM’kunnen de instellingen voor de fijnafstem-
mingen ingevoerd worden. Er kan een gever geprogrammeerd
worden waarmee een fijnafstemming van de mixerinstelling
uitgevoerd kan worden. Eerst moet in het afgekaderde veld de
gewenste gever bepaald worden. Hiertoe het betreffende veld
markeren en de keuze in het schakelaar/geverkeuze-menu
maken met de 3D Hotkey Iedere gever kan gekozen worden.
De actuele instelling en werkrichting wordt weergegeven.
IIn dit menu kunnen ook per vliegtoestand drie verschillende
gyro-instellingen afgeroepen worden. Als er voor de functie
‘GYRO’ in het menu functies, een aparte gever(lineair schuif)
gekozen is om de instelwaarde te oversturen, dan heeft deze
gever geen functie.Menu-instelwaarde en geverpositie werken
tegen elkaar in.
Mocht uit gewoonte toch de gyrogevoeligheid per lineaire
schuif ingesteld worden, kies dan voor de functies van gyro 2.
Bij deze functie kan de gevoeligheid met een lineaire schuif
ingesteld worden.
Attentie:
Het is aan te bevelen om dan geen instellingen in het gyro-
menu on te voeren, omdat deze functies elkaar tegenwerken
of bij elkaar opgteld worden.
69