bestell nr.
2,4 GHz: F 8050
FX-30
75
18.2 AAN-UITSCHAKELAAR
De schakelaar van de ontvangstinstallatie moet zonder
mechanische begrenzing in beide richtingen kunnen worden
bediend. De uitsparing in de romp moet groot genoeg zijn. Bij
modellen met een brandstofmotor de schakelaar niet aan de
kant van de uitlaat aanbrengen, zodat er geen olie kan binnen-
dringen, die de contacten vervuilt. Bij het gebruik van veel digi-
tale servo`s is het gebruik van in de handel verkrijgbare dub-
belstroomvoorzieningen aan te bevelen.
18.3 SERVOKABELS
Let bij het leggen van de kabels erop, dat deze niet blootge-
steld zijn aan mechanische spanning, te sterk geknikt of
gebroken zijn. Zorg ervoor dat de kabelisolatie niet door
scherpe randen wordt beschadigd. Alle stekerverbindingen
moeten stevig aangedrukt zijn. Bij het loshalen van een steker
niet aan de kabels trekken.
De kabels niet kriskras neerleggen. Beter is een bevestiging
van de kabels met plakband of een tywrap, b.v. aan de zijkant
van de romp of tegen het chassis. Aan de apparatuur mogen
geen veranderingen worden aangebracht. Vermijd ompolingen
en kortsluitingen, de apparatuur is daar niet tegen beschermd.
18.4 SERVOENTSTÖRFILTER
Bij gebruik van lange servokabels of verlengkabels, kunnen via
de servokabels storingen worden opgepikt. Daarom moeten
er, wanneer de servokabels langer zijn dan twee normale aans-
luitkabels (ca.50cm), in ieder geval inelkaar gedraaide (get-
wiste) kabels gebruikt worden (best.nr. F1452).
18.5 SERVO-INBOUW
Voor het bevestigen van de servo`s in ieder geval de bijgeslo-
ten rubberen tules en messing holnieten gebruiken. Bij het
vastschroeven van de servo`s erop letten, dat de schroeven
slechts zo strak worden aangedraaid , dat de messing nieten
niet worden plat gedrukt. De trillingsdempende functie van de
rubberen tules gaat anders verloren.
De volgende afbeelding toont de servomontage.
Deel A : montage op een houten plankje. Deel B: montage op
een kunsstof of aluminium plaat.
• Het display reikwijdtetest wordt nu getoond. “JA”kiezen om
met verminderd zendvermogen te zenden.
• In deze mode wordt het zendvermogen gereduceerd.
• Als deze mode geactiveerd is, knippert de rode monitor-LED
van de hf-module en klinkt er iedere 3 seconden een piep-
toon.
• Nu het model zonder draaiende aandrijfmotor inschakelen.
• Loop nu van het model weg en houd de functie van het roer
nauwlettend in de gaten. Eventueel iemand vragen, die de
roerfunctie controleert.
• Tijdens het verwijderen van het model voor de waarneming
van de functie van het roer als het opschort of stopt. Indien
nodig, een helper bij de hand, die op een bepaalde afstand
van het roer functie waargenomen.
• Beweeg tijdens het weglopen de zender iets naar rechts en
links om een andere positie van het model t.o.v. de antenne
te krijgen.
• In de power down mode moet een reikwijdte van 30-50
meter (stappen) bereikt worden.
• Als deze eerste reikwijdte test met succes uitgevoerd is,
wordt de test herhaald maar nu met draaiende motor. ( zet
het model goed vast)
• De nu behaalde reikwijdte mag iets minder zijn (ca. 20%) Als
het duidelijk minder is, dan stoort de aandrijfeenheid de ont-
vanger. Vraag eventueel om hulp om er zeker van te zijn dat
alle bovengenoemde maatregelen goed uitgevoerd zijn.
• De powerdown mode blijft 90 sec. actief en schakelt daarna
automatisch om naar het normale vermogen. Als er op de
exit-toets gedrukt wordt, wordt er ook omgeschakeld.
• Als de powerdown mode opnieuw opgeroepen moet wor-
den, dan moet de zender uitgeschakeld worden en met de
ingedrukte mode-toets weer ingeschakeld worden.
LET OP:
Start nooit een model met ingeschakelde reikwijdtetest
(powerdown-mode).
Om veiligheidsredenen kan er geen verdere reikwijdtetest uit-
gevoerd worden als de zender met vol vermogen heeft
gewerkt. De zender moet eerst weer uitgeschakeld en opnieuw
ingeschakeld worden. Deze maatregel zorgt ervoor dat tijdens
het vliegen niet abusievelijk omgeschakeld kan worden naar
reikwijdtetest.